Hoe dan ook een praktisch monument

Justus van Maurik bank van Eduard Jacobs in het Oosterpark

standbeelden eduard jacobs Foto: Lida Goede

De naam Eduard Jacobs zegt nog wel wat, maar dat komt doordat een cabaretier zo heette. Maar die heeft de bank voor Justus van Maurik in het Oosterpark niet gemaakt, het was de beeldhouwer met die naam. Van deze Jacobs (1859-1931) weten we dat hij gewerkt heeft in Parijs, Florence en Amsterdam en dat hij zich altijd zeer bescheiden heeft opgesteld. Dat was dus minder verstandig voor zijn roem. Het beeld van Hendrick de Keyser tegen het Stedelijk Museum aan is ook van hem.

Justus van Maurik (1846-1904) is nog wel een begrip, al was het maar vanwege de sigaren: Van Maurik kwam uit een geslacht van sigarenfabrikanten en heeft de zaak zelf ook geleid. Veel meer was hij echter een schrijver. En niet zomaar eentje. Het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde wijdde in 1905 een in memoriam aan hem van negenduizend woorden. Het ging hier dan ook, aldus de schrijver van het stuk, A.N.J. Fabius, “om een auteur, zooals er in de vaderlandsche letteren nauwelijks een tweede valt aan te wijzen.” En daarbij was hij, lazen we ook, de populairste schrijver van de tweede helft van de negentiende eeuw. Want zo’n Multatuli was natuurlijk wel aardig, maar Van Maurik was echt leuk.

Hij scheef toneelstukken en ook krantenstukjes - cursiefjes ging dat genre later heten- in De Amsterdammer, een voorloper van De Groene, en hij las die ook heel graag en heel vaak voor in zalen in het hele land. Ze gingen bijna allemaal over Amsterdam. Hij was een aristocraat, van vernieuwingsbewegingen als het socialisme verwachtte hij geen heil, de zaken lagen nu eenmaal zoals ze lagen, maar hij was wel sociaal betrokken. Hij ging op pad in de volkswijken en in duistere kroegen, dat was heel ongewoon in die tijd. En hij deed aan undercoverjournalistiek; hij ging als suppoost in het Rijks staan om te zien wat zo’n man meemaakte.

Zijn boeken liggen nog wel eens in antiquariaten. "Toen ik nog jong was’ is een van de aardigste. Zijn stijl wordt duidelijk bij de introductie van zijn figuur Ouwe Sientje: "Een klein verschrompeld gezichtje met uitstekende jukbeenderen, een neusje, dat nog pogingen doet om zich recht te houden, en een ingevallen mond waarin één enkele tand als een obelisk op vroeger tijden wees. Rimpelig als een overjarige pippeling en sproeterig in het gelaat, dat, begroeid door spaarzaam grijs, bijna wit haar, uit haar grooten hoed opdoemde."

De aanstormende jongeren van De Nieuwe Gids vonden het helemaal niks: "Justus van Maurik is een fatsoenlijk mensch, die zelfs in de kunst een man met eene gekleede jas en een hoogen hoed tracht te blijven; zijn geest is kalm, braaf, burgerlijk en strompelt op een sukkeldrafje over de paden der deugd en rechtschapenheid."

Kort na zijn dood zorgden wat bemiddelde Amsterdammers voor die dubbele bank, versierd met figuren uit zijn werk. Ouwe Sientje natuurlijk, maar ook Isaac op den Dam, Tijs de jolleman en Mie de porster. En wat we er verder ook over denken: het is een kunstwerk met praktisch nut, de bank trekt volop belangstelling als het weer lente wordt. Zonder dat iemand aan Justus denkt natuurlijk. Maar zijn dood destijds had bijvoorbeeld voor de toneelspeler Louis Bouwmeester iets verbijsterends, "alsof plotseling het Paleis op de Dam is verdwenen."

15 maart 2010

Niet zichtbaar in Streetview