Het meervoud van pinda is pindae
De oma van Renée van Mierlo-de Vries (1955) oogde aristocratisch: Marietje Goedhart (1890), sprekend koningin Wilhelmina. Haar man Johan Hoolmans (1887) wás van goede afkomst, maar belandde toch bij de aanleg van het Amsterdamse Bos.
“Bij mijn grootouders in de Lomanstraat rook het naar groentesoep, want die was er altijd, en naar oude koffie. De hele dag hadden ze een pannetje met koffie op de kolenkachel. En dan herinner ik me de rookwalmen. Ik zat aan tafel te kleuren of zo, met een bakje pindae.
Het meervoud van pinda was pindae vond mijn oma. Ze wist wel beter hoor. En de familie praatte en lachte. Of ze luisterde naar muziek. Mijn opa en mijn vader speelden alle twee piano, mijn vader jazz en opa Chopin zal ik maar zeggen. Opa dacht zo het zijne over mijn vaders voorkeuren.
Mijn opa was een wat stijve, aristocratische man. Hij had op een Frans internaat gezeten, had rechten gestudeerd en geleerd voor notaris, net als zijn eigen vader. Hij is nooit benoemd, waarom weet ik tot op de dag van vandaag niet. Later hoorde ik dat hij misschien wel iets geflikt had. Hij heeft kantoorbanen gehad en heeft, zoals meer werklozen, mee moeten helpen met de aanleg van het Amsterdamse Bos.
Oma leek heel erg op koningin Wilhelmina. Daar had zij plezier in. Als zij ‘s zondags met bontstola en grote hoed, vaak voorzien van een lange veer, door het Vondelpark paradeerde, hoorde ze om haar heen fluisteren: Is ze het nou wel of niet?
Ze waren van oorsprong katholiek. Daar deden ze niks aan, maar als oma voelde dat ze ging hemelen, zoals ze dat noemde, moest de pastoor komen. Ik geloof dat ze dat wel vier keer aangekondigd heeft. Eenmaal was het weer zover. Mijn ouders zaten aan haar bed in een ijskoud zijkamertje en zeiden dat ze even in de huiskamer wilden opwarmen. En al snel ging de stervende ook naar de huiskamer, zag dat mijn ouders aan een borreltje zaten en wilde er ook één.
Oma was altijd in de weer, stroopte veilingen af voor bontjassen of andere nuttige dingen, dronk koffie bij ons. En opa bleef lekker huis, hij kookte en luisterde naar muziek. Eind van de middag zette hij haar sloffen op de kachel en was dan heel blij als oma thuiskwam met de verhalen over de gebeurtenissen van die dag.
Van oma heb ik de charleston geleerd. Dan dansten we met z n drieën, oma, mijn moeder en ik. Ik zat bij Scapino en wilde graag een tutu. Daar was geen geld voor, maar oma had nog wel een oude charlestonjurk waar wel zo n balletpakje van te maken viel. Ze haalde de jurk uit de kast en die verpulverde in haar handen.
Er zaten wel meer oude dingen in die kast. Ik kreeg een zeepje van haar, dat was in de loop van jaren zo hard geworden dat ik er mee kon krijten. Ze zei: Je houdt toch van krijten? Dat was haar praktische instelling. Die bleek ook uit de borstrokken die ze voor me breide. Tien keer omslaan, alles doorhalen en dan af laten glijden. Dat ging heel snel, maar het leverde wel een patroon op met erg ruimte gaten. Daar deed ze niet moeilijk over. Oma was, net als opa, oprecht, vrolijk en ze gaf je de ruimte.
Ze heeft haar man en haar beide kinderen overleefd. Dat is hard
ja, maar zelf zei ze dat het haar gelouterd had. Ze werd milder.
Aan het eind van haar leven, in het bejaardenhuis in Bilthoven,
gaf ze alles weg. We moesten er op letten dat ze nog een vork
en een mes overhield.
Onlangs kwam ik er toevallig achter dat ze voor de oorlog ook nog een sigarenwinkel hebben gehad op de hoek van de Oudebrugsteeg en de Warmoesstraat. Voor mijn werk voor het stadsdeel Centrum leid ik nog wel eens mensen rond door het Wallengebied. En op die plek vertel ik dan over ze, vol trots.
26 oktober 2009