Zwaaien als een vorstin naar tram vol punkers
Opa Pea heette zo omdat hij werkte bij Nepea aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Hij stierf voordat Maartje Jaquet (1963) geboren werd. Maar zij heeft oma Martina van der Wolf-Jaquet (1905) decennia meegemaakt. Ze had merkwaardige trekjes, maar wat hield ik van haar.
"Oma noemden we Oma Amsterdam. Ze was streng en degelijk. Dat zorgde voor nogal wat zenuwen, bij het afdrogen bijvoorbeeld, doodsbang was je dat je een van de antieke kopjes brak. En ze was zeer strikt in tafeldekken: van buiten naar binnen. Dus het bestek voor het voorgerecht aan de buitenkant. Vis kwam uit een visschaal en werd gegeten met viscouvert. Ze kookte zeer klassiek: groentesoep, kruimige aardappeltjes, jus, sperziebonen, griesmeelpudding met bessensap.
Ze had er ook verstand van, na de dood van haar man werkte ze als lerares huidhoudkunde. Onder de zeepklopper, waarmee ze de afwas deed, stond een bakje dat de zeepdruppels opving voor hergebruik.
Oorspronkelijk kwam ze uit Rotterdam, volgens het familieverhaal was ze een van de eerste meisjes die daar naar de hbs gingen. Het was geen rijk milieu, haar kleren kwamen van Esders. Een bekende zaak destijds, en dat vond ze ook heel normaal. Tot een vriendin tegen haar zei: Je loopt voor Esders. Dat bleek een staande uitdrukking te zijn, synoniem van je loopt voor gek . Het lag gevoelig. Later heeft ze het etiketje van een C&A-jas nog eens vervangen door een oud etiketje van de Bonneterie dat ze nog had.
Ze was voorzitster van de vijf V tjes zoals ze dat noemde, de Vereniging van Vrouwen van Vrijmetselaars. Aan de rituelen mochten ze natuurlijk niet meedoen, het was gezamenlijk koffiedrinken, luisteren naar klassieke muziek en museumbezoek.
Merkwaardig was dat ze naast al die strengheid ook een enorme vrijheid gaf. Als we bij haar aan het Surinameplein logeerden – wij woonden toen in Egmond – stookten we wel eens een vuurtje op de leistenen tafel van de zitkamer waar ze zelden kwam. Daarmee smolten we samen met onze neven viltstiften om tot sieraden. Ze was op zo n moment dan wel weg, maar het is toch onwaarschijnlijk dat ze er niets van gemerkt heeft.
De flat had een luik naar buiten, twee meter boven het logeerbed: daar klommen we in en dan gooiden glaasjes water uit de dakgoot naar beneden in de cabrio s die voor brug van de Overtoomse Sluis stonden te wachten. Ik zou het mijn kinderen nooit toestaan, je kon zo van twee hoog naar beneden vallen. En daar maakte ze zich dan weer niet druk om.
Ze was toch zorgzaam, als ik zonder jas naar buiten ging, zei ze: Doe wat aan je bastje want je zieltje zit erin.
M'n tante en mijn zussen Nienke, Gertie en Charlotte kwamen iedere
woensdag bij oma eten. Weer keurig netjes allemaal. Ik zelf zat
toen in punkkringen.
Met een stel vrienden zaten we 's avonds laat in een tram die
niet verder reed dan het Surinameplein. Bij oma brandde nog licht.
Ik riep: Oma! Oma! en met mij alle punkers: Oma! Daar verscheen
oma voor het raam en zwaaide alsof ze de koningin was.
Ze heeft haar man en haar beide kinderen overleefd. Dat is hard
ja, maar zelf zei ze dat het haar gelouterd had. Ze werd milder.
Aan het eind van haar leven, in het bejaardenhuis in Bilthoven,
gaf ze alles weg. We moesten er op letten dat ze nog een vork
en een mes overhield.
Ze is 98 jaar geworden. Haar as hebben we uitgestrooid in de vijver van de eendjes in het Vondelpark.
19 oktober 2009