Zonodig droeg hij een patiënt drie trappen af
Joseph Gerardus Ignatius Blaisse dateerde van 1872. Hij was huisarts. Kleindochter Joanna Blaisse (1950) heeft hem twaalf jaar meegemaakt: Een autonome man.
"Wij droegen hem op handen. Hij was de allerbelangrijkste man in de familie. Wijs, zachtaardig en bescheiden. Hij had belangstelling voor je. En hij was volstrekt autonoom. Mijn zusje zat op kostschool bij de nonnen in Ubbergen. Ze vond het daar vreselijk hij schreef haar dat ze moest weglopen. Nee, daar kwam geen ruzie van, want het was wel mijn grootvader die dat schreef. Hij was katholiek, maar op latere leeftijd heeft hij gezegd niet meer in God te geloven. Dat weerhield hem er trouwens niet van, naar de kerk te gaan.
Hij werd Sjef genoemd, Zuid-Nederlands, zijn vader kwam uit Luik.
Eigenlijk had hij wis- en natuurkunde willen studeren, maar dat
mocht niet van zijn vader. Hij moest een echt vak leren. Het werd
medicijnen in Amsterdam.
In zijn studententijd is hij gaan roeien, bij Nereus. Hij heeft
met de oude vier , dat zijn dus de oudere studenten, in 1896 de
Varsity gewonnen en de Henleyregatta op de Thames. Hij legde de
basis voor een kleine roeidynastie, mijn broer heeft zilver gewonnen
bij de Spelen in Tokio in 1964.
Rond de eeuwwisseling is hij een praktijk begonnen in de PC Hooftstraat en later verhuisden ze naar de Jan Luijckenstraat nummer 74.
We noemden onze grootouders Appa en Amma. Amma was al gestorven in 1952, aan haar heb ik geen herinneringen. Nenne was de huishoudster. Die was er al decennia, ze kwam uit het Maagdenhuis en zoals veel wezen ging ze in de huishouding werken. Ze stond daar in die prachtige, ouderwetse, grote keuken, zo eentje die iedereen tegenwoordig wil hebben en kwam na tafel aanzitten en vertelde moppen.
Appa was een befaamd huisarts in de stad, een grote stevige man, hij droeg desnoods een patiënt van drie hoog naar beneden. Zijn vrouw schreef de rekeningen, maar naar zijn inzicht: Piet van de Albert Cuyp, nee die geen rekening; Klaas in de Gerard Doustraat, nee die ook niet; Mevrouw Peters van de Frans van Mierisstraat, ja, die krijgt een rekening. Minstens de helft kreeg geen rekening.
Hij was ook de arts van de familie, hij heeft de zeven kinderen van mijn moeder gehaald. Hij was erg voor thuisbevallingen, doceerde aan de Vroedvrouwenopleiding. En hij had die band met de wezen, hij was arts voor de bewoners van Vredenburgh, een bejaardentehuis waar veel voormalige wezen woonden.
Door hem ben ik groot geworden zonder ook maar één pil te slikken. Mijn grootvader prefereerde huismiddeltjes. Thee bij keelpijn, droge beschuit bij diarree. Dat heb ik overgenomen. Tegenwoordig is er een hele stroming die dat propageert, en dan wordt het weer vermoeiend, bij ons was het een vanzelfsprekendheid. Iedere maandag at hij bij ons, en dan maakte mijn moeder de degelijke dingen waar hij van hield. Capucijners met uien en spek bijvoorbeeld. Hij was ook nogal technisch; dagelijks aten we uit een door Appa met een ijzeren krammetje gerepareerde houten slabak. Hij heeft veel aan sport gedaan. Op zijn 89ste zijn we nog gaan schaatsen. Hij viel achterover op z n hoofd maar mankeerde niets.
Hij stierf 18 november 1962. Ik was niet thuis, maar logeerde in Huizen, ik hoorde het van kennissen in de kerk. Dat vond ik erg hoor.
2 november 2009