Een vriendelijk gezicht geeft overal licht

De moeder van Yolanda Bakker (1952) was de jongste van veertien kinderen. Haar ouders: Henricus Dominicus Stukart (1879) en zijn vrouw Johanna (1886).

"Gek, ik weet helemaal niet hoe opa genoemd werd. Zijn vrouw noemde hem vader, wij opa en zelf zei hij altijd iets als zeg maar Kees of zeg maar Jan . In mijn jeugd woonden ze op de Orteliuskade. Ze hadden 38 kleinkinderen Het was er vrolijk, gezellig, altijd een boel mensen over de vloer. Op zondag kregen we nog wel eens geld voor een ijsje, dan trok zo n hele stoet naar het Mercatorplein.

Opa en oma hadden een enorm plezier in zingen en in optreden tussen de schuifdeuren. Liedjes van Koos Speenhoff, Dirk Witte, Louis Davids, en dat zongen ze het liefst verkleed. Oma deed een vergiet op haar hoofd. En dan na afloop voor de gein met de pet rond.

Ze hielden van taal, opa maakte boekjes voor zichzelf met spreekwoorden en gezegdes. Wie schrijft die blijft zei hij vaak. En een vriendelijk gezicht geeft overal licht. Ze hadden een boekenmolen met boeken van Dickens, Guy de Maupassant, Zola.

Hij had, vond hij, veel te danken aan de Jongeherenschool. Dat was een vrij luxe school waar hij na zijn negende op terecht kwam. Hij heeft daar vreemde talen geleerd. Toch moest hij op z n twaalfde werken, in een bakkerij. In Rotterdam trouwde hij ook, hij begon en eigen bakkerij met zijn vrouw waar ze een special soort koekjes –stukartjes - verkochten.

Het huwelijk strandde, vanaf 1909 was hij tien jaar handelsreiziger, vooral in België. En hij ging de huizen langs met de vraag of hij portretjes mocht tekenen. Hij belde aan bij mijn oma, op de Bilderdijkkade. Tante Mina deed open. Ze zei dat ze helemaal geen geld had voor een portret, maar dat ze wel een mooie weduwe in de aanbieding had.

Dat was oma dus. Haar man was overleden aan de Spaanse griep, ze was met zes kinderen achtergebleven. Opa zei: Dan is er reden voor een feestje, want precies vandaag ben ik veertig jaar geworden.

Oma had een nogal zwaar leven achter de rug, ze was onder meer schoonmaakster bij Krasnapolsky, moest ze de hele Wintertuin op haar knieën dweilen, Van zeven tot zeven moest ze werken, met één vrij zondag per maand.

Ze zijn een leven bij elkaar gebleven, ze kregen nog acht kinderen. Hij en zijn vrouw begonnen een agentschap voor tijdschriften, Het Amusante Weekblad, Het Leven, en later ook de Libelle. Abonnees werven, daar ging het vooral om. Dat is een tijdje goed gegaan maar in de crisis sloeg de armoe toe. Begin van de oorlog is hij een leesportefeuille annex boekhandeltje begonnen in de Van der Duynstraat. Hij vond dat zelf een nogal goed idee, want hij noemde het bedrijfje Eureka.

Hij heeft die zaak gehad tot zijn dood in 1960. Er is nog wel iets van over, neven van me hebben in Eindhoven een leesportefeuille die Leesnet heet.

Het waren aardige, hartelijke mensen. Als hij iemand binnen liet zei hij: Arm en nederig is mijn hutje, maar de liefde woont erin."

25 januari 2010