De Uilenspiegelclub
Mondharmonica voor vierhonderd uiltjes
Foto: Eerste Uilenspiegelclub kamp 1955,
Lida van Bijnen - collectie Fried van Bijnen → meer
Er is een papiertje bewaard gebleven van Martin Bierman, nu opstandig planoloog, in de jaren vijftig actief lid van de communistische Uilenspiegelclub. Martin schreef tijdens een zomerkamp wat associaties op bij het woord liefde, daar werd dan over gepraat. Hij vond: 'Liefde tot de mensheid ken ik zelf nog niet omdat ik de wereld nog niet lief kan hebben, daarvoor moet ik leren communist te zijn.' Bierman raakt licht ontroerd als ik hem zijn meer dan vijfendertig jaar oude stukje, dat zich nu in een archief bevindt, voorlees. Maar hij haast zich eraan toe te voegen 'dat hij het communist zijn nooit geleerd heeft'.
De 14-jarige Bierman opperde in 1953 bij de redactie van het familieweekblad Uilenspiegel - een CPN-uitgave die in verschillende communistische gezinnen de Margriet verving - het idee van een correspondentieclub. En die redactie richtte de Uilenspiegelclub op met een aparte formule: kinderen schreven naar de 'jeugdredactie' - ook kinderen die alle brieven beantwoordde. Sommige van die brieven werden op de kinderpagina 'Wij zijn jong en dat is fijn' opgenomen.
De kinderen schreven onder schuilnaam, omdat het spannend was, maar ook om in de Koude Oorlog hun identiteit te beschermen. En zo verschenen in de kolommen schrijvers als Broer Konijn, Ollie B. Bommel, Blauwe Regen, Oeroeboeroe, Zatopek, Bosduiveltje en 'Vogeltje uit Twello'. Kinderen die schreven kregen vijf 'uiltjes' per brief, en wie maar genoeg schreef spaarde poëzieplaatjes bij elkaar (25 uiltjes) of een mondharmonica (400 uiltjes). Tot het eind van de club in 1964 waren er meer dan drieduizend kinderen bij betrokken.
Al snel was er behoefte aan meer: in Amsterdam kwam er een club voor de zondagochtend: dansen, knutselen, maar ook controle van nagels en oren. En de vereniging organiseerde vakantiekampen. De club vond een pedagogische basis in de ideeën van Makarenko. Deze Russische pedagoog richtte in de jaren twintig en dertig voor de vele zwerfjongeren in de Sovjet-Unie opvanghuizen op. Hij stelde collectivisme centraal. Makarenko was een groot liefhebber van discipline, weliswaar van vrijwillige discipline als resultaat van een opvoeding, maar zoals bekend willen veel mensen en ook communisten graag snel resultaten zien. Die discipline zal dus niet altijd zijn voortgekomen uit innerlijke rijping. Discipline en collectivisme zouden veel geroemde eigenschappen worden in de Uilenspiegelclub.
Henk Nijman, met Peter en Wil Boezeman en Dick Walda de volwassen kern van de club, heeft het archief van de club overgedragen aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. En dankzij dat archief is de gang van zaken bij die zomerkampen wel ongeveer te volgen. Ze vonden plaats op Zonneschijn bij Loenen, een terrein dat sinds de oorlog werd beheerd door een communistisch georiënteerde stichting. In het archief ligt een versje van de dichter Jan Elburg, speciaal voor Zonneschijn gemaakt:
De stad is ons thuis, maar de bomen zijn beter
Wanneer in de zomer de stad ons benauwt
De lucht is er warm en het asphalt nog heter
maar koel is ons bos waar ons kamp is gebouwd.
De ochtend in een Uilenspiegelkamp begon met gymnastiek, getuige
een verdwaalde aantekening: 'Ochtendgymnastiek is door Makarenko
gebruikt als middel tot kollektief en lichamelijke ontwikkeling.
Is geen hobby van mij.' De vlag werd gegroet en daarbij stonden
de kinderen Makarenkogetrouw opgesteld in carrévorm.
De middagactiviteiten verschilden niet van die van allerlei andere
kinderkampen uit die jaren. Zwemmen, wandelen, tekenen, knutselen.
Een deelneemster heeft nog een uiterst onprettige herinnering
aan dat tekenen. 'Ik maakte een tekening van onze straat, met
overal CPN-affiches voor het raam en jongens op straat die De
Waarheid in de bus deden en een spandoek met 'Gleros moet vrij'.
Ik geloof dat dat een Griek was voor wie toen in de CPN veel actie
werd gevoerd. Ik wilde met die tekening mijn loyaliteit laten
blijken, maar de leiding lachte me uit. Ik ben weggehold en heb
die tekening begraven.'
De Uilenspiegelclub deed graag alsof het een algemene vereniging
was: als ouders wilden dat hun kind naar de kerk ging, dan kon
dat, begeleid, aldus een kampfolder. Er zal niet veel gebruik
zijn gemaakt van deze voorziening. En de clubsjaaltjes waren doelbewust
niet rood, maar geel.
In wezen was de club door en door politiek, alleen mocht het niet
zo karikaturaal worden getoond als in de tekening van het loyale
meisje. Kinderen kregen diploma's, in het kamp maar ook in de
club, waarop ze hun activiteiten konden laten aftekenen: 'Je hebt
Hannie Schaft - communistisch verzetsstrijder - herdacht' en ook
'Je hebt in de stam verteld over het werk van je vader of van
de vader van een vriend van je, en over zijn gereedschap'. Een
aardig staaltje van het communistische respect voor de handarbeid.
En er waren de reisjes naar Oost-Europa. Formeel ging het om
een uitwisseling, maar de DDR en Tsjecho-Slowakije betaalden vrijwel
alles. De reisjes van de Oost-Europese kinderen naar Nederland
gingen nooit door, de deelnemers kregen geen visum voor Nederland.
Wie mocht mee met zo'n in die jaren spectaculaire reis per vliegtuig?
In het algemeen de meest actieve kinderen, maar er is een notitie
waaruit blijkt dat sommige minder betrokken kinderen toch een
plaatsje in de groep zouden moeten krijgen 'vanwege het politiek
belang'. Henk Nijman nu: 'Ik weet niet meer wat die politieke
redenen waren, waarschijnlijk ging het om kinderen in wie we leiderskwaliteiten
ontwaarden.'
Terug naar het kamp, waar de avond werd besteed aan het vertellen van een verhaal. Dat kon soms een zeer propagandistische voorlezing zijn. Over het pioniershuis in Leningrad bij voorbeeld: 'Kortsnoi en andere beroemde mensen hebben het schaken geleerd in het pionierspaleis in Leningrad. Leningrad is ongeveer drie keer zo groot als Amsterdam. Stel je voor, wat Amsterdam een boel beroemde mensen had opgeleverd, wanneer er zo'n enorm pionierspaleis was geweest.'
En er was, in en buiten het kamp, de dagsluiting met kritiek en zelfkritiek, iets zo verhevens dat een couplet van het Uilenspiegellied ervoor was ingeruimd:
Zijn er wel eens kwade zaken
foute daden die een clublid doet
gaan wij er critiek op maken
zo alleen gaat alles goed.
Het lied staat in de Uilenspiegelzangbundel, naast 'Ik zag twee beren'.
Er was minstens een moeder die op een ouderavond vroeg wat het verschil was tussen kritiek en klikken, het antwoord is niet bewaard gebleven. Henk Nijman doet er nu erg relativerend over: het was een manier van elkaar serieus nemen en het ging ook niet zozeer om de kinderen, maar om de leiding. Met die kritiek zette de club zich af tegen de CPN, want kritiek was in de CPN niet mogelijk.
Eigenlijk, zo blijkt uit zijn verhaal, hebben de partij en de
communistische jeugdorganisaties het kinderwerk nooit gewaardeerd.
Politiek zinloos vonden ze het, de zusterpartijen deden het evenmin
en het was 'een kadervretende beweging'. Peter Boezeman schreef
in 1960 nog aan partijleider Paul de Groot hoe politiek belangrijk
juist de aandacht voor jongere kinderen was, 'want zestien jaar
is te oud om gegrepen te worden'. Nijman: 'Dat was weer zo'n brief
waar nooit antwoord op kwam.'
Nijman heeft een bizarre geschiedenis in de partij. Hij was redacteur
van Uilenspiegel en werd vrijgesteld voor het kinderwerk. Hij
werd, zegt hij, ontslagen toen hij in 1956 een kritische brief
schreef over de destalinisatie. Nijman ging in de bouw werken,
maar ondertussen meldde hij zich ook weer gewoon bij het partijgebouw
Felix Meritis om zijn clubwerk te doen. Alles ging op de oude
voet voort, alleen kreeg hij er zijn weliswaar matige salarisje
niet meer voor.
Het einde van de club werd ingeluid door de politiek: begin jaren zestig nam de CPN afstand van de Sovjet-Unie en er waren mensen in de clubleiding die daar weinig voor voelden. Er waren persoonlijke perikelen in de leiding, de liefde vermag wat, en het enthousiasme was niet groot genoeg meer om de tegenwerking van de partij te overwinnen. Henk Nijman werd van de weeromstuit maoïst. 'Ik heb toen, dat was niet erg netjes, adressen van Uilenspiegelabonnees doorgegeven aan een maoïstische club in Rotterdam. En dat kwam uit door een fout in de adressering.'
15 januari 1994