Communist was je met je hele hebben en houden
'Grijs is de kleur van de ezels.'
Foto: Anefo/Bogaerts
De Spoetnik leek in 1957 voor de communisten letterlijk een geschenk uit de hemel. Een jaar na het neerslaan door de Russen van de Hongaarse opstand en de weerslag die ook het Nederlands communisme daarvan ondervond, kwam er weer iets hoopgevends uit het Oosten.
Wetenschappelijke vooruitgang, het communisme bewees zijn superioriteit. Wat zullen de 'krantencollectieven' van de CPN-afdeling enthousiast hebben gecolporteerd met De Waarheid van die dag. De partijuitgeverij Pegasus ging boekjes over ruimtevaart uitgeven, de communistische Uilenspiegelclub voor kinderen onder de 14 jaar wierp zich, in navolging van de Russische pioniers, op de bouw van raket- en spoetnik- modellen en nam zelfs een ruimtevaartlied op het repertoire:
Steeds hoger, hoger en hoger
Ontrukt aan de aardse kracht
Wij snellen naar de maan en planeten
Verkenners van 't menselijk geslacht.
En minstens één gezin noemde weliswaar niet het kind, maar wel
de hond Spoetnik.
Het was weer een staaltje van de subcultuur die tot diep in de
jaren zeventig heerste in de Communistische Partij van Nederland.
De CPN was, zei voormalig Pegasusdirecteur Engel Verkerke in een
interview, een 'autarkie', een zichzelf verzorgende stroming,
een 'zelfbedieningswinkel'.
En inderdaad was in de CPN-wereld van alles te koop, zoals we de komende weken in deze serie zullen zien: eigen filmvoorstellingen - menig communist ging niet naar wat wel werd genoemd 'de burgerlijke bioscoop' - eigen communistische verenigingen voor kinderen, voor arbeidersjeugd, schoolgaande jeugd, voor studenten, een vrouwenbond, een dagblad, een uitgeverij, een eigen vakbond, er was zelfs een eigen alternatief in omloop voor de Margriet en de Libelle. Niet alleen door hun organisaties en hun politieke standpunten waren de communisten met elkaar verbonden. Ook in hun denken, in hun normen en waarden, in hun artistieke voorkeuren, in hun taalgebruik. Ze vereerden eigen helden. Hoe zag zo'n milieu eruit? Sommige kinderen, die er natuurlijk niet zelf voor konden kiezen, hebben het als benauwend ervaren. Deels door de reactie van anderen. Een kind uit Amstelveen vertelde hoe ze niet alleen werd gepest, maar zelfs volledig werd geterroriseerd door een jongen, omdat je met communisten in zijn ogen nu eenmaal alles kon doen.
De verkiezingen waren voor dit meisje barre tijden, want dan kwam er weer zo'n bord met 'Kies CPN' voor het raam te hangen.En dat was niet alleen erg 'omdat het kreng al het licht wegnam',maar vooral omdat de aandacht weer scherp op het gezin werd gevestigd. Haar zuster durfde het huis niet meer uit. Datzelfde meisje herinnert zich nog de eerste zoen bij haar eerste vriendje thuis. 'Vlak voor zijn gezicht bij me was zag ik een boek in de boekenkast met dat gevleugelde paardje, het vignet van Pegasus. Ik was helemaal opgelucht, hij was dus toch een beetje met ons verwant. Misschien zou ik hem ooit mee naar huis kunnen nemen.' In haar gezin was men, zoals in vele communistische gezinnen, avond aan avond politiek actief, manifesten verspreiden, collecteren, vergaderen, scholen, contributie ophalen.
Bij de inzet van bestuurders die wel eens een avond door de week thuis werden aangetroffen, kon een vraagteken worden gezet. Jolande Withuis, die gepromoveerd is op de geschiedenis van de aan de CPN gelieerde Nederlandse Vrouwenbeweging, sluit niet uit dat dat harde werken met het door veel communisten opgelopen oorlogstrauma te maken heeft. Withuis: 'Van joodse slachtoffers is bekend dat hun eerste reactie na de bevrijding hard werken was, in de hoop het leed weg te kunnen drukken. Misschien is die grote inzet wel in de eerste plaats een symptoom van dat oorlogstrauma.' Maar aan de andere kant, ook in partijen die de oorlogsvervolgingen niet kenden zoals die van Engeland en de Verenigde Staten gold de arbeidsmoraal.
In het gezin uit Amstelveen werd uiteraard ook over politiek gepraat en daarbij kwam nogal eens de Rijksdagbrand ter sprake. Het verhaal hoe de Bulgaarse communist Dimitrov de Duitse minister Goering de loef afstak, was in alle communistische gezinnen bekend. 'Ik was onlangs in Berlijn, en pas daar realiseerde ik me dat dat gebouw niet de Rijksdagbrand heet, maar gewoon De Rijksdag.' Communisten moesten een voorbeeld zijn voor anderen, ook daar waren communisten het over eens.
Op school diende goed gepresteerd te worden. Jolande Withuis weet nog hoe ze daarmee in moeilijkheden kwam. 'Ik moest erg mijn best doen, maar tegelijkertijd mijn geschiedenisleraar niet geloven, dat was dus niet te doen. Bij Engels moest ik Animal Farm van Orwell lezen: ik begreep donders goed dat het communisme erin wordt aangepakt, wat moest ik daarmee?' De Amstelveense dochter kent nog een zinnetje uit haar geschiedenisboek uit het hoofd: 'Jan Pieterszoon Coen stichtte Batavia op de puinhopen van Djakarta'. Niet J. P. Coen schokte haar, maar haar moeder die vanwege het reactionaire karakter van deze visie verontwaardigd naar school wilde gaan. Jolande Withuis heeft zelfs nog tijdens haar studie sociologie dat onbehaaglijke gevoel gehad dat het vooral 'burgerlijke' en niet communistisch goedgekeurde kennis was die ze opdeed.
Communisten lazen veel, vooral hun eigen Pegasus-boeken. En dat waren, zoals Withuis aardig opmerkt in haar proefschrift, 'andere boeken dan die andere mensen lazen'. Communisten wisten vaak meer van de wereld, 'maar het was geen kennis die communicatie opleverde'. Toch werd de onderlinge band er natuurlijk wel door versterkt. In een standaard communistische boekenkast stonden titels van Upton St Clair en Theun de Vries, die met een kwartje per week waren afbetaald. En Russen, veel Russen. 'Hoe het staal gehard werd' was een bestseller en het boek geeft inderdaad het socialistisch-realistische relaas dat de goede verstaander op grond van de titel mocht verwachten. Er verscheen zelfs een eigen variant op Dr Spock, met weliswaar aanmerkelijk minder praktische opvoedingstips, maar ideologisch in orde. 'Over communistische opvoeding' heette dat uit het Russisch vertaalde boek van Kalinin. En men publiceerde verantwoorde meisjesboeken: 'Greetje' en 'Greetje wordt Greet'. In het kielzog van de communistische Russen werden ook de klassieke Russen populair; vooral Tsjechov. Dostojevski niet, die was te pessimistisch.
Op sportgebied bestond een opmerkelijke voorkeur voor volleyballen. 'Omdat je dat overal kon doen, het materiaal goedkoop was en je het gemengd kon spelen,' zegt Ine van Bennekom, die de sport in het ANJV - de arbeidersjeugdorganisatie - beoefende. Het ANJV heeft zelfs nog een eigen competitie in Amsterdam gehad, met teams die zich meestal noemden naar hun buurt, maar er stond ook een 'Spartak' ingeschreven. Anti-Amerikaans mocht je, het werd met de paplepel ingegoten, niet zijn. Er was een ander Amerika, van de zwarten, van de armen, dat werd gesteund. Als gewezen werd op het ondemocratische karakter van de Sovjet-Unie waren de tegenargumenten altijd ontleend aan Amerika. Daar was rassendiscriminatie, daar deden vele zwarten niet mee aan verkiezingen, daar eindigden alleen negers en zelden blanken op de elektrische stoel. Of het moesten de Rosenbergs zijn, blanke communisten die van atoomspionage werden beschuldigd. Was dat democratie?
Het goede Amerika was op de plaat te horen; de zwarte zanger Paul Robeson was een held, evenals Woody Guthrie en Pete Seeger, die nog in de Spaanse burgeroorlog hadden gevochten. Buiten partijkringen waren ze vrijwel onbekend. Er waren eigen musici en zangers; Lion Contran, Ber en Uut Hulsing, het jiddisch cabaret LiLaLo en later Frits Lambregts. Ze maakten platen voor het huislabel Pegafoon. Natuurlijk waren er de strijdliederen van Ernst Busch of van de eigen koren, zoals Morgenrood. In intellectuele milieus bestond een voorkeur voor het Franse chanson, gezongen door geestverwanten - Yves Montand - of mensen die daar dichtbij stonden: Georges Brassens, Edith Piaf, Patachou. De als weinig maatschappelijk betrokken beschouwde Charles Aznavour heeft nooit op CPN-sympathie kunnen bogen.
Eberhard Rebling, een vluchteling voor de nazi's, was, tot hij naar de DDR vertrok, de muziekexpert van de partij. Op bijeenkomsten zette hij uiteen waarom het twaalftonig stelsel van Schonberg niet deugde. Hij was een liefhebber van het verwerken van volksmuziek in nieuwe composities, een standpunt dat geheel parallel liep met de muziekopvattingen van Stalin. Oost-Europese volksmuziek en volksdans waren ook in de CPN populair. Volkskunst had een streepje voor in het communistische denken: alles wat uit arbeidershanden kwam was de moeite waard, maar volkskunst uit socialistische landen had een bijzondere glans; dat was werk van bevrijde arbeidershanden. Houtsnijwerk uit Roemenie, een kleedje uit Polen, het werd mooi gevonden.
Festivals
Hoogtepunten waren internationaal de Wereldjeugdfestivals, grote
feesten meestal in een Oost-Europees land, en de Waarheidfestivals,
een jaarlijkse traditie die ook de kranten van de zusterpartijen
in het buitenland kende. Tentoonstellingen, sprekers en muziek
waren er, en standjes uit de buitengewesten - de partijgenoten
uit Deventer hadden koek - maar ook van de rijke Oost-Europese
zusterpartijen. Die leverden gratis allerlei snuisterijen, de
opbrengst ging naar de partij.
Op die feesten kwamen in de jaren na de oorlog tienduizenden mensen. Aanvankelijk waren ze in de openlucht, daarna in de oude en later in de nieuwe Rai. Toon de Jonge, jarenlang lid en schrijver van een aantal studies over de partij, weet nog dat het KNMI voor zo'n festivaldag eens een naar achteraf bleek te pessimistisch weerbericht had gegeven. 'Op het feest ging het verhaal dat ze dat expres hadden gedaan om de partij dwars te zitten. Dat was zeer paranoïde, communisten dachten altijd dat iedereen in Nederland constant met die partij bezig was.' Van dat wantrouwen zijn vele staaltjes te noemen, zo was het gebruikelijk bij verkiezingen partijgenoten naar de stembureaus te sturen om te controleren of wel eerlijk werd geteld.
Traditie was ook de herdenking van de Februaristaking op 25 februari. De communisten hadden die staking georganiseerd en ze waren daar trots op. Uit die staking bleek bovendien dat communisten al voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie in het verzet zaten. Dat werd nogal eens ontkend. Toen Ben Sijes van Oorlogsdocumentatie in zijn studie over de staking concludeerde dat de communisten inderdaad aan de basis hadden gestaan, grepen ze dat niet met beide handen aan. Integendeel, ze veegden Sijes de mantel uit omdat hij de CPN-leiding nog meer lof had moeten toezwaaien dan hij had gedaan. Het contact met ook maar een beetje andersdenkenden bleek weer onmogelijk, en voor de CPN werd de herdenking meer nog dan daarvoor een manifestatie voor eigen kring. Anita van Ommeren vertelt in haar film over haar moeder, de communistische leidster Annie Averink, hoe zij haar huisgenoten shockeerde door te verklaren niet meer naar die herdenking te willen: 'Ik ga niet naar kerkdiensten'.
Protestanten en katholieken moeten te herkennen zijn aan het gebruik van de term 'op vakantie' dan wel 'met vakantie'. Naar communistisch taalgebruik is nooit onderzoek gedaan, maar ongetwijfeld had het zijn eigen kenmerken. Wie Rusland zei in plaats van Sovjet-Unie was in ieder geval geen partijgenoot. Sommige partijleden legden er eer in de klemtoon goed te leggen: Sovjet-Unie, Rostropovitsj. Iemand die het heeft over 'aantasting van het levenspeil' (prijsverhoging zonder compensatie) komt uit communistische kring. Andere partijen hadden wellicht tegenstanders, de CPN vijanden: 'partijvijanden'. De CPN voerde begin jaren vijftig actie tegen de 'Duitse herbewapening'. Omdat de voorstanders daarvan die term uiteraard vermeden - ze waren voor de 'Europese Defensie Gemeenschap' - werd 'Duitse herbewapening' een uitdrukking van communisten. De woordcombinatie 'een reeks van' in een zinnetje als 'er waren demonstraties in een reeks van steden' komt bijna altijd uit een voormalig communistische mond. 'Als ik een 'Mira' ontmoet van een jaar of veertig denk ik al snel: die komt van communistische huize,' zegt Jolande Withuis. Mira was Russisch en betekent vrede. In haar onderzoek stuitte ze meerdere malen op de naam Ethel-Julia, meisjes genoemd naar het al ter sprake gekomen geëxecuteerde echtpaar Ethel en Julius Rosenberg. In zijn onlangs verschenen memoires schrijft Ger Harmsen dat Tanja en andere Russische namen in de partij populair waren.
Wat hing er aan de muur in een communistisch huishouden? Vincent van Gogh wordt genoemd, de Don Quichot van Picasso en ook zijn beroemde vredesduif, Kathe Kollwitz. Prenten uit China deden het goed. Withuis zegt het altijd wat ingewikkeld te hebben gevonden: zo'n plaat van de zigeunerin met een traan was kitsch, terwijl de in haar ogen evenmin indrukwekkende zoetgevooisde foto's in het blad van de Vereniging Nederland USSR weer wel door de beugel konden. Bij de al genoemde Amstelveense communisten, een uitzonderlijk orthodox gezin zoals inmiddels duidelijk zal zijn, hing werk van een partijgenoot. Dat werd in 1958, na het royement van de CPN-leiders Gortzak, Wagenaar, Lips en hun aanhangers, van de wand gehaald. Natuurlijk vertoonden lang niet alle communisten al deze meningen en al dat gedrag, en ook niet in zo'n hevige mate. Er waren leden die - het kostte enige moeite - hun band met de partij wisten te beperken tot het betalen van contributie. En onder de actieve leden had je, net als bij andere stromingen, de rekkelijken en de preciezen. De rekkelijken, veelal arbeiders, draaiden gewoon mee, maar namen de dogma's en de partij-instructies met een korreltje zout. 'Laat Amsterdam maar,' zeiden ze als ze in het land woonden. En de Amsterdammers hadden het dan wat meesmuilend over 'Felix', het gebouw aan de Keizersgracht waar partijbestuur en de redactie van De Waarheid waren gevestigd.
Kunstenaars
Communistische kunstenaars konden zich gemakkelijker onconventioneel
of laconiek gedragen, ze waren ten slotte kunstenaar. Maar dat
was toch niet de houding die een lid in de partij vooruithielp.
Communist ben je met je hele hebben en houden. Het isolement van
de beweging leidde niet per definitie tot het isolement van de
aanhanger. De partij had in Amsterdam bij de eerste naoorlogse
verkiezingen een derde van de stemmen - net iets meer dan de PvdA
- en is nooit een splinter geworden. Sommige buurten kenden nog
decennia een CPN-meerderheid van stemmen. Daar zal een partijlid
zich niet buitengesloten hebben gevoeld. Een bord 'Stem CPN' voor
het raam was in Amstelveen iets heel anders dan op Wittenburg.
En daar waar in de CPN rock 'n' roll politiek incorrect was en
de sfeer preuts, werd in de kampen die de ANJV organiseerde volgens
ex-leden de liefde bedreven onder de tonen van Bill Haley. Het
beeld is dus niet zo zwart-wit. Hoewel, het was partijleider Paul
de Groot, specialist in oneliners, die ooit de historische woorden
moet hebben gesproken: 'Grijs is de kleur van de ezels.'
1994