Liedje | archief
Ieder uur zit er wel een liedje in mijn hoofd. Het is dus geen moeite daarover regelmatig iets op te tikken.
“Natuurlijk vloog ik hoog en liet ze roepen van de grond/
maar o wat zijn mijn vleugels dun.” Zelf heb ik nooit zo
hoog gevlogen als Roeka maar de vleugels worden er alleen maar
dunner op.
“Neem dit kleine hart van mij/ Het is alles wat ik heb./ Buiten
wordt het langzaam stil en donker in de straat./Laat me niet
alleen.
En als ik morgenochtend sta te vloeken bij het raam./
Kwaad op mezelf en iedereen/ Weet dan dat er ergens diep iets
in de modder zit/ dat niet kan leven, bewegen zonder jou."
Een mens zou wat vaker naar zo’n lied moeten luisteren als het
nog goed gaat.
Ik ben nogal geïmponeerd door het geweldig geraffineerde rijm
van Annie M.G. en Jan Boerstoel. Roeka trekt zich meer heel
weinig van rijm aan, het lied lijdt er helemaal niet onder.
Er gaat een boel dreiging uit van de teksten van Roeka. In Noem
het geen liefde zit een havik stil te wachten op een haas
of een houtduif, en diep in haar hol ligt een vos
met d'r jongen stil te wachten tot straks de schemer valt.
Hij en zij, ‘twee verloren kinderen van een gril.’
En ondertussen: een geweldig liefdeslied.
P.A.
De Gentse feesten zijn - het is juli - weer volop aan de gang en natuurlijk is Lieven Tavernier – zo verbonden met Gent - weer van de partij. Tavernier behoort tot de heel grote zangers/tekstschrijvers/componisten van de Lage Landen. Dat weten ze in het zuiden, in het noorden hebben ze geen idee. Nou ja, een enkeling kent De fanfare van honger en dorst, maar dan meestal in andere uitvoeringen, van Jan de Wilde bijvoorbeeld, of van Thé Lau. De meester zelf nam het nummer dat uit 1990 dateert jaren later ook zelf eens op mèt een fanfare. Nou ja, een brassband.
P.A.
Bonje heet ze eigenlijk, een Friese naam, maar in Amsterdam
wat minder gelukkig. Opgegroeid in de Van Hogendorpstraat, op
een steenworp afstand van waar ik nu tik. Dus als Bonnie op
tekst van Cor Aaftink zingt: 'Bonnie, Bonnie, Bonnie, kom je
buiten spelen? Bonnie, kom je gauw op straat? Bonnie ik heb
kauwgom om te delen. Bonnie, heb je echt een pop die praat?'
weten we over welke straat ze het heeft. En dat ze het refrein
afsluit met het zouteloze 'Die herinnering raak je niet kwijt,
waar is ie gebleven, die tijd', dragen we haar niet na.
Altijd gedoe rond Bonnie: Deed ze spontaan mee aan zo'n BNN-intelligentietest,
zou ze een IQ van 52 hebben. Ze zei dat er iets mis was met
het elektronische kastje. Hier had ze wel een PR-adviesje kunnen
gebruiken. Handiger reageerde ze op de tot vervelens toe uitgevente
verhalen over haar niet-bekrompen drankgebruik: ze speelde een
rolletje in een Wie is de Bob-spotje.
Ik sluit me maar aan bij Danny de Munk, ook al telg uit de Van
Hogendorpstraat, die in 2012 in Trouw zei: “Michael Jackson
was na zijn dood niet langer gek, maar geniaal; Whitney Houston
geen drugsverslaafde, maar een topzangeres en André Hazes geen
zuiplap, maar een volksheld. Ik geef liever complimenten als
mensen nog leven. En Bonnie kan het nog steeds.”
Ze houdt niet van ingewikkeld. De Telegraaf mocht haar recept
voor een ‘Broodje Bonnie’ noteren: “Prei met uien stoven. Voeg
naar smaak allerlei kruiden toe, en sauzen. Gooi er daarna gesneden
fricandeau doorheen.”
Zou eigenlijk die paar honderd meter naar haar toe willen lopen.
“Bonnie, kom je buiten spelen?”
P.A.
The Monkees waren een Amerikaans fabrieksproduct, voortbordurend
op het succes van de Beatles. Glad, maar verder best aan te
horen. Vijftig jaar geleden hadden ze een hit met I’m a
believer.
Voor het Vlaamse TV programma De laatste show maakte Rick de
Leeuw tal van covers, van Tina Turner tot Louis Neefs. En dus
ook van die namaak-Beatles.
Half parodie maar toch niet meer dan dat heb ik de indruk. De
filmpjes zijn dat duidelijk wel, jaren zestig sfeer van The
Monkees (en dus helemaal Beatles). Fijn enthousiasme toch wel,
zoals altijd bij Rick de Leeuw.
P.A.
Metalcoreband The Charm The Fury dateert van 2010.
Nogal succesvol, hun niche in ogenschouw nemend. Wordt al gecoverd
op Youtube. Op menig festival te horen. Van de week stonden
ze nog in Tivoli, volgende maand een paar optredens in Duitsland
en woensdag (13 april 2016) naar Los Angeles voor drie concerten.
Dat vind ik ontzettend leuk voor mijn zoon Lucas en voor de
andere bandleden, waaronder de frontvrouw Caroline (nogal apart
in de metalwereld, bevolkt door mannen). Voorzover ik ze ken
allemaal heel (zacht)aardige mensen. Puntje is wel: van hun
repertoire kan ik geen chocola maken.
Ik weet, het is maatschappelijk betrokken, zoals Caroline Westendorp
in een interview met de Volkskrant zei: “De nummers gaan ook
steeds meer ergens over. De beperkte homorechten in Rusland
en wereldwijd, de crisis waarin we nu verkeren en corrupte bank
systemen, maar ook verbroken relaties en vriendschappen die
kapot gaan.”
De hoes van hun tweede CD, A shade of my former self
uit 2013 doet vermoeden dat we met licht romantisch werk te
maken hebben dat wortelt in de negentiende eeuw. Dat is niet
het geval. Natuurlijk ben ik bij een aantal concerten geweest.
Dat is, ik waarschuw mijn leeftijdsgenoten even, een wat verbijsterende
ervaring. Het nummer hierbij, Colorblind, behoort tot
de meer toegankelijke. Ik hoor over het algemeen een pandemonium
van geluid, de tekst is niet te volgen, pauzes tussen de nummers
ontbreken nog wel eens (‘is dit één lied of twee verschillende?’)
en het houdt even plotseling op als het begonnen is. Mijn ongetwijfeld
geborneerde ik verbaast zich dan wat. Was hier een afgeronde
opleiding aan het Amsterdams conservatorium voor nodig? Wellicht
meenden de ouders van Piet Modriaan iets vergelijkbaars.
Want incidenteel vermoed ik dat het aan mij ligt. Ik heb mijn
vader eind jaren zestig een nummer van de Rolling Stones laten
horen. Hij kon er geen touw aan vastknopen. Zou hij toen dezelfde
ervaring hebben gehad als ik nu? Maar dan denk ik weer: dié
tekst is wel te verstaan, de ene toon volgt toch vrij vanzelfsprekend
op de andere. Nou ja. Ten overvloede: onze relatie heeft niet
te lijden onder mijn wanbegrip. “Lucas, kom je morgenavond eten?”
“Nee paps, dan moet ik pokkenherrie maken.”
P.A.
Met dochter Marijn in Parijs. Gaan we 13 maart naar La Rigoletto
aan het eind van de Rue Belleville. Prettig restaurant (menu:
groentesoep, bloedworst, crème brûlée voor 14,50) maar daar
kwamen we niet voor. We kwamen voor Guillaume Barraband die
in de kelder onder het restaurant, veertig plaatsen, ging optreden.
Beetje vroeg gegaan, gratis concert, reserveren ging niet.
Om half acht was het alarmerend stil. Wij en een groepje eters
van een man of zes. En een aardige jongen aan de bar die ik,
dankzij Youtube, herkende als Guillaume. Hij stond er ook van
te kijken, wij waren de enige bezoekers.
Maar wilde hij nu toch…? Jazeker wilde hij dat. ‘En wanneer
begin je?’ ‘Als jullie zover zijn.’ We waren zover, Guillaume
wendde zich voor de zekerheid nog even tot de eters maar die
waren net aan de bloedworst.
Dus Marijn en ik op de eerste rij en daar begon het concert.
Het was enig, goed, sympathiek, relativerend. Van de zes eters
sloten zich later toch nog drie bij ons aan. En als toegift
zong hij, op ons verzoek, On me dit het nummer dat
onze harten had gestolen, Prachtavond. Ruim in de buidel getast
voor de traditionele hoed, twee cd’s gekocht.
P.A.
Konstantin Wecker (1947) trad begin de jaren zeventig voor het
eest naar buiten: als acteur in Tiroler seksfilms. Waarbij hij
overigens niet naakt te zien was, haast Wikipedia zich daar
aan toe te voegen. Een eerste LP in 1973, succes kwam met Genug
ist nicht genug in 1977. Zanger van betrokken liederen,
zoal ook zijn vrienden Hannes Wader, Franz Joseph Degenhardt
en Reinhard Mey, hoewel die laatste zich altijd iets meer op
de vlakte houdt. Wecker worstelde in de jaren tachtig en negentig
nogal met drugs, hij zong door. Tot op de dag van vandaag, waarbij
hij bedreigingen van extreem-rechts dat zijn concerten verstoord
zullen worden trotseert.
Empört Euch sloot aan bij de minder zweverige delen
van de Occupybeweging. Wecker stimuleerde het gratis downloaden
op allerlei sites. Op zijn eigen site voert hij nu actie voor
de miljoen Grieken die inmiddels onder het bestaansminimum zijn
gezakt.
Mooie man, prachtige stem, waaruit maar weer blijkt dat een
ongezond leven een weldaad kan zijn.
P.A.
Negen jaar geleden waren we in een theatertje achter het Centre
Pompidou. Ik was al wat sacherijnig, ik weet niet meer waarom.
Het imitatie-zuchtmeisje uit het voorprogramma maakte de zaken
er niet beter op. Toen de hoofdact, aangekondigd als La
rive gauche en chantant. Op het toneel verschenen een vrij
jonge dunne man en een oudere dikke. Die dikke had opvallende
bretels. Ik wist meteen, dit wordt verschrikkelijk. Komieken.
Geestige Franse komieken zijn nog zeldzamer dat Italiaanse oorlogshelden.
Ze begonnen, ik raakte helemaal ontdaan. Yves Pignot had in
de jaren zestig en zeventig nog met grote chansonniers als Guy
Beart en Moustaki opgetreden. Hij was níet doorgebroken. Daar
was hij niet rancuneus over. Met Emmanuel Depoix maakte hij
een programma over de rive gauche en de zaaltjes daar, vertelde
daar aardige verhalen over en zong liedjes die daar gezongen
werden. Mooie, ingehouden nummers. Dit was er een van.
P.A.
Francis Lemarque (1917-2002) werd als Nathan Korb geboren in
een straatarm joods milieu, Rue du Lappe 51, temidden van zang
en dans dus. Op z’n elfde van school af, de fabriek in. Zo zien
we dat graag bij chansonniers. Vormde, op aanraden van Louis
Aragon, die moet je ook maar tegenkomen, een zangduo met zijn
broer Maurice.
Overleefde de oorlog in Vichy-Frankrijk, zong in de cabarets
op Saint-Germain-des-Prés waar hij niet alleen zijn vrouw Ginny
Richès opdeed maar ook Yves Montand ontmoette. Essentieel voor
zijn carrière. Lemarque zou dertig liedjes voor hem schrijven.
Altijd links gebleven, zo zien we het ook graag bij chansonniers.
A Paris dateert van 1949, deze opname is van 1965.
Boodschap, niet bijster origineel maar ook waar: Parijs verandert
niet. Er zijn louche taxichauffeurs, in de cafés zitten van
vroeg tot laat gesticulerende habitués en langs de Seine zal
de liefde overwinnen. Een en al levenslust dit lied. Lemarque
ligt op Père-Lachaise (44 ste afdeling), naast Yves Montand.
En zo hoort het.
P.A.
Van de serie De kleine waarheid, gebaseerd op de trilogie
van Jan Mens kan ik nog maar heel weinig herinneren. Ik begrijp
inmiddels dat de kritiek de reeks van regisseur Willy van Hemert
- die ook de teksten schreef - neersabelde en dat het publiek
ervoor thuis bleef. Van Hemert zal in zijn memoires wat overdreven
hebben: 'De straten waren stil en er braken branden uit omdat
mensen vergaten hun pannen van het vuur te halen.'
De serie, spelend in Amsterdam tijdens het interbellum, begon
in december 1970 en ergens in 1972 waren ze toe aan de aflevering
met de sla, de tomaten en de radijsjes. Ter herinnering: destijds
waren die groenten nog gebonden aan het seizoen. Sla, tomaten
en radijsjes/ jonge erwten, jonge meisjes/ jonge veulens, jonge
lammetjes in de wei. Geniaal is het misschien niet maar
wel erg smakelijk. Ook natuurlijk door de muziek van Harry de
Groot en het enthousiasme van Willeke. Er is sprake van een
‘grinnikende slager’, kennelijk heeft die er ook zin in.
Het einde: Alle dagen komt een stukje geluk voorbij./ Maar
omdat je 't deelt met velen/ moet je 'r krijgertje mee spelen/
of 't zegt ‘iene-miene-mutte, af ben jij'.
Helemaal doorgronden doe ik dat niet, maar ik ben het er wel
mee eens.
P.A.
Je kunt niet echt zeggen dat Gerard van Maasakkers in de schaduw
staat. Hij treedt regelmatig op, soms met niet geringe orkesten,
hij heeft vele albums gemaakt. Maar toch een beetje in de marge
gebleven. Sommige liedjes zing hij in het Brabants en ook als
hij in het Nederlandse zingt hoor je waar hij vandaan komt.
Misschien vinden wij dialect in ons wat geborneerde westen irritant.
Rowwen Heze mag het, Normaal mag het en dan zijn we er wel klaar
mee.
Zomaar onverwacht is een bekroond lied, Van Maasakkers kreeg
er de Annie M.G. Schmidtprijs voor. Was me ontgaan maar wat
is dat terecht. Intieme muziek van Egbert Derix, overtuigende,
terughoudende tekst, gezongen met de allure van Serge Reggiani.
Geen spoor van koketterie of aanstelleritis. Bij vrijwel alles
wat Van Maasakkers zingt vermoed je dat het autobiografisch
is. Over dit nummer zei hij tegen Trouw: "Ik schreef de
tekst in Bretagne tijdens een wandelvakantie. Het was de dag
voordat mijn vriend zou komen om over onze relatie te praten.
Je weet wat er gaat gebeuren, maar het is nog niet zover. En
je hebt al heimwee naar de mooie dingen die je samen hebt beleefd."
Echt gebeurd of niet, het kan ons niet zoveel schelen, en een
relatie die spaak loopt is ook geen bijster verrassend thema.
Dat Van Maasakkers er iets bijzonders van maakt is een niet
geringe verdienste. Het begin van de verhouding: " 't Was
niet eens mooi weer/ 't was niet eens zozeer/ dat we passioneel
verliefd/ of heftig in de bonen waren."
En dan gaat het mis.
"Ik ben niet kwaad geweest/ verbaasd, nog wel ’t meest./
Ik dacht dat wij 'n leven lang/ bij mekaar zou'n willen blijven."
Ik denk dat dat 'zouden willen blijven' het zo mooi voorzichtig
maakt. Niet: "Ik dacht dat we altijd bij elkaar zouden
blijven". Willen, dat was al ambitie genoeg. Lukte ook
niet. Ik ben blij dat ik, zij het aan de late kant, een groot
zanger heb ontdekt.
P.A.
Rond m’n veertiende kocht ik twee ep’s van Hans van Deventer.
Vind ik nu wel aardig, dat ik vroeg hoorde hoe goed hij was.
Zelf geschreven liedjes, duidelijk geïnspireerd door het chanson,
vooral door Georges Brassens. Ik had al lang niet meer aan hem
gedacht toen ik in 2008 een tv-interview zag met zijn zoon Fulco,
muzikant en ontwikkelingswerker. Ging ook over de wat getroebleerde
relatie met zijn vader. Hans van Deventer! Ik moest toch wat
aan hem gaan doen vond ik. Ik ontmoette Fulco, erg aardige jongen,
hij dacht dat zijn vader wat op zou zien tegen een ontmoeting
met me maar dat bleek mee te vallen. Afspraak gemaakt die kort
voordien toch door Van Deventer sr. Wegens ziekte werd afgezegd.
Op zich kwam dat niet zo slecht uit wat ik had net met mijn
hoofdredactrice overlegd een fors stuk over de chansonnier te
willen schrijven. Daar zat ze niet op te wachten. Omdat Het
Parool zich op de stad richt vroeg ze -ze deed haar best - of
er band was met Amsterdam. "Hij is er geloof ik wel eens geweest,"
zei ik, meer kon ik er niet van maken. De Parelduiker nog geprobeerd,
ze vonden hem niet literair genoeg.... Kortom, het verhaal is
er nog steeds niet.
Hij leeft nog. Moet er toch eens van komen.
P.A.
Hier is hij niet doorgedrongen, in Frankrijk en Zwitserland een fenomeen: Alain Souchon (geboren in 1944 in Casablanca als Alain Kienast). Het is een erg innemende man op de filmpjes (en op de films, hij is ook acteur), best mogelijk dat hij thuis een beest is maar daar gaan we niet over. Zijn eerste plaat maakte hij in 1973, de laatste tijd doet hij het wat rustiger aan: in 2014 nog een plaat, zijn laatste concert gaf hij, afgaand op zijn site, in 2013. Betrokken teksten, over Zuid Amerika of verloren Soedanezen in de Parijse wijk Belleville, maar gelukkig heeft hij ook een ruime belangstelling voor de liefde. ‘La vie ne vaut rien’ is misschien geen echt meesterwerkje, maar troostrijk is het.
P.A.
Een jaar of tien geleden waren we in Honfleur waar het portret van Aznavour ons aanstaarde. Aznavour in Honfleur vanavond? Nou ben ik niet zo dol op hem, een beetje een showbinkie, maar toch een aardig uitje leek ons. Het bleek te gaan om een imitator. Wilden we wel eens zien, dus wij naar het opgegeven adres. Voor de deur van het café stond een bestelbusje met een schildering van Aznavour. Het was een merkwaardige belevenis. Marcel Azna leek niet alleen sprekend op de beroemdheid, zelfde formaat ook, hij klonk ook zo. Althans in onze wellicht weinig geschoolde oren. Veertig wildenthousiaste luisteraars die vrijwel allemaal met hem op de foto wilden. En Marcel bleek een stuk bescheidener dan Charles. Vriendelijke man. Maar ja, inmiddels ook al flink op leeftijd. Van een optreden van hem in Charente Maritime bestaat een opname, een compilatie. Die begint met ‘Hier encore’. En hij zingt ook ‘Emmenez moi’. Dat lied is, toegegeven, een hoogtepunt in het Franse chanson.
P.A.
Denk je toch wel iets te weten van chansons, had ik nog nooit gehoord van Francesca Solleville. Zingt sinds 1958, talloze platen, optredens met Brel, Barbara en wie niet in de cabarets aan de Rive Gauche, Aragon vertolkt, Apollinaire, Baudelaire en een heleboel Jean Ferrat. Haar versie van diens Ma France hoor ik liever dan de oorspronkelijke. Ferrat is me wat te zoetgevooisd. Goed lied trouwens, een ode aan Frankrijk, maar niet alleen aan het landschap, ook aan de rebellen, aan de kinderen die vijf jaar oud de mijnen in werden gestuurd, die meegebouwd hebben aan onze fabrieken. Solleville is nu bezig met een cyclus van vijf programma’s waarin ze, helaas samen met een pianiste die wel erg veel aandacht wil, terugkijkt op haar carrière. Allemaal eenmalig, in het kleine Forum Léo Ferré, even buiten de Périphérique. Volgende voorstellingen19 april, 30 mei en 13 juni. Ik heb er zo’n spijt van dat ik noch Serge Reggiani noch Barbara heb zien optreden. En ik word er gelukkig van dat ik Francesca Solleville bijtijds opmerkte en nog wel op tijd zag.
P.A.
Een jaar of vijftien geleden interviewde ik schrijfster Ethel
Portnoy over haar Parijse tijd, begin jaren vijftig vooral.
Daarin vertelde ze dat ze zich met Rudy Kousbroek vaak zo vermaakte
in een kroeg op de vlooienmarkt bij Clignancourt. "Verlopen
dames zongen er het repertoire van Edith Piaf."
Die vlooienmarkt is inmiddels een verre van goedkope kunst-
en antiekmarkt, maar de gelegenheid waar Portnoy het over had
bestaat nog steeds, Chez Louisette, in het marktdeel Vernaisson.
Zoals de markt chiquer is geworden zijn ook de chansonnieres
inmiddels wat minder verlopen (ik ga er maar van uit dat het
niet meer dezelfde zijn), maar iets aangenaams ordinairs hebben
ze nog steeds. Daar doet het feit dat hoofdact Manuela door
Mitterand is onderscheiden niets aan af. Veel toeristen maar
dat is niet irritant. Aardige bij-act, een wat minder snelle
broer in dit familiebedrijf die zich vooral onderscheidt door
de gelatenheid waarmee hij alle luidkeels uitgesproken verwijten
over zich heen laat komen. Andere prettige bijkomstigheid: het
begeleidend duo. Onverstoorbare man op een elektronisch orgeltje,
zoon (denk ik) op accordeon. Het fijne van dat orgel is dat
het gewoon doorspeelt als de organist er even geen zin meer
in heeft.
P.A.
Op haar nieuwe CD Paris brengt Zaz een ode aan de stad. Het zijn voor het grootste deel evergreens in een deels aan Django Reinhardt ontleend jasje gestoken. Nou werkt Reinhardt een beetje op mijn zenuwen, maar Zaz maakt me blij, dus al met al best te doen. En temidden van A Paris, Sous le ciel de Paris en Paris Canaille treffen we ook dit nummer aan, dat ze deels zelf schreef. Mijn Parijs is niet dat van de cliche’s, van de Eiffeltoren, van de de ansichtkaarten. Het is het Parijs van de kleine gemeleerde buurten, Menilmontan, Belleville, waar je allerlei accenten hoort.
P.A.
Kobus Robijn (1943) vanuit de Costa Blanca waar hij woont, na tientallen jaren gebivakkeerd te hebben in de kraam Jojo’s vishandel in Amstelveen: "Je weet van die beroemde talentenjacht van 1955, waarbij Johnny Jordaan won? Kort daarop organiseerde Kees Manders in het Roothaanhuis aan de Rozengracht iets dergelijks voor kinderen van tien tot zestien jaar. Een neef zei me, 'dat is iets voor jou Kobus daar moet je naar toe, dat win jij.' Vierhonderd kinderen kwamen erop af. Ik won. Diezelfde avond al zat Kees Manders bij ons thuis, Tuinstraat 170 huis achter. Mijn vader met een dikke, door Manders gepresenteerde sigaar van 1 gulden 75 in zijn hoofd. En hij tekende een contract. Van de platenrechten die ik zou krijgen is niks terechtgekomen, maar ik kreeg wel geld voor optredens. Een tientje per avond, mijn vader verdiende toen als lasser bij scheepswerf Verschure 65 gulden per week. Dus met zeven avonden werken, en dat gebeurde nog wel eens, had ik meer dan hij. Ik heb in Krasnapolsky gestaan, in Bellevue en een maand lang in Carré met Maria Zamora, de Selvera’s, Willy Alberti. Joop de Knegt en Tobi Rix."
P.A.
Sinterklaaspareltje van tekstschrijver Theun de Winter. Geboren
op Texel, schreef en tekende eenmaal in Amsterdam voor Propria
Cures, verhalen voor Playboy en de Haagsche Post. Amsterdam
was niks. ‘Ik voelde me helemaal niet thuis in de stad. Die
drukte, het verkeer, zo'n kutkamertje van waaruit je helemaal
geen uitzicht had. Ik vluchtte ieder weekend naar Texel.’
Auteur van een klein maar mooi oeuvre gedichten. Woont al weer
jaren op Texel, in het ouderlijk huis, waar hij leiding geeft
aan de Multifunctionele Ezelvereniging Texel i.a.
P.A.
Het Lied vom Vaterland stond op het repertoire van
de Oktoberklub, het ruimhartig van hogerhand ondersteunde liedjescollectief
uit de DDR. Gericht op jongeren. Je houdt je hart vast. Verbazing:
het is, de verhoudingen destijds in aanmerking genomen, een
erg aardig lied. Niks geen gebral. Er is sprake van een klein
land waar je in een dag doorheen reist. Een land met problemen,
zodra het vriest staan de treinen stil, de huisvesting komt
niet goed van de grond (maar gelukkig maakt de Partijdag zich
daar zorgen over). Een land waar velen zich vanwege het verleden
schamen, waar menig vader een vraag niet begrijpt, wat zijn
kinderen hem dan weer niet kwalijk nemen: het antwoord staat
in het geschiedenisboek. ‘Ken je het land met zijn oude eiken,
het land van Einstein, Karl Marx, Bach, waar ieder antwoord
eindigt met een vraagteken.’ Dat is toch geen gering zinnetje.
Dat het in de praktijk allemaal een tikje anders lag behoeft
geen betoog, maar we kunnen vaststellen: de tekstschrijver wist
op z’n minst wat ooit de bedoeling was.
Die schrijver is Reinhold Andert (1944), een man met een boeiende
loopbaan. Van 1958 tot 1962 schoolgegaan op het Bischöfliche
Vorseminar in Schöneiche, iets voorafgaand aan een seminarie
neem ik maar aan. In 1963 lid geworden van de communistische
partij. Filosofie en geschiedenis gestudeerd, docent aan de
Hogeschool voor Muziek. En van 1966 tot 1973 lid van die Oktoberklub.
Hij was toch een te onafhankelijke geest. In 1980 werd hij uit
de partij gezet. Aanleiding, zegt hij in een interview dat zowaar
vandaag, 7 november, verscheen in de Frankfurter Allgemeine,
was een opmerking die hij tijdens een optreden in Dessau maakte:
‘Het Politbureau is de doodgraver van het socialisme.’ Hij kreeg
een Berufsverbot. Zijn vrouw, celliste, hield het gezin
op de been. Hij schreef steeds kritischer teksten, zong Duitse
versies van liederen van de Sovjet-dissident Vladimir Wyssotzki.
De kerk, waarmee hij altijd goede contacten heeft gehouden wilde
hem helpen bij een poging uit de DDR te vertrekken. Daar voelde
hij weinig voor. ‘Dit is mijn land. Aan een glas rode wijn en
een paar besmeerde boterhammen kan ik hier ook nog wel komen.’
Kort na de Wende voerde hij diverse gesprekken met de gearresteerde
regeringsleider Erich Honecker wat leidde tot het boek Nach
dem Sturz. Gespräche mit Erich Honecker.
Andert, zeventig inmiddels, woont nog steeds met zijn vrouw
in Berlijn. Zo en nu dan speelt hij nog gitaar. Hij publiceert,
allang niet meer over de DDR. Nu houdt hij zich bezig met de
Boerenoorlog, die zich afspeelde in 1524/1525, in het Zwarte
Woud.
P.A.
Het was een van de eerste singles die ik kocht: Nathalie van
Gilbert Becaud. B-kant: l’ Orange. Verteller gaat naar Moskou,
wordt verliefd op zijn gids Nathalie en hoopt dat zij eens naar
Parijs zal komen, dan zal hij haar gids zijn. Ik lees nu op
Wikipedia dat het een verkapte vorm van protest was tegen het
communisme. In mijn herinnering werd het toen juist, midden
in de Koude Oorlog, door westerse communisten beschouwd als
een handreiking.
Aardig detail: in het lied drinken ze een chocolademelk bij
Chez Pouchkine. Dat café bestond toen helemaal niet in Moskou.
Maar in 1999 werd een zaak onder die naam geopend. Door Gilbert
Bécaud, twee jaar voor zijn dood. Overigens hing het nummer
me al snel de keel uit, nu is het helemaal platgedraaid. Ik
luisterde liever naar de achterkant.
"Jij hebt de sinaasappel gestolen.
Het is niet waar, dat heb ik niet gedaan.
Jawel, iedereen heeft je gezien.
Dat kan niet, ik liep door de bergen op zoek naar de blauwe
vogel.
Je bent een vuile dief. En daarbij ook nog een vreemdeling."
P.A.