De kinderen van WA-man Hendrik Koot

Vader van acht kinderen, viel voor volk, vaderland en zijn idealen.

volk en vaderland Voorpagina Volk en Vaderland

Op 14 februari 1941 stierf WA-man Hendrik Koot nadat hij drie dagen eerder bij rellen in de Amsterdamse jodenbuurt was neergeslagen. Koot werd een NSB-martelaar: een 'plichtsgetrouwe, ijverige, eerlijke en beheerste' WA'er, vader van acht kinderen, viel voor volk, vaderland en zijn idealen. Koots dood was een van de gebeurtenissen die leidde tot de Februaristaking op 25 en 26 februari. Wie was Hendrik Koot? En hoe is het de familie verder gegaan in en na de oorlog? Paul Arnoldussen dook in de archieven en sprak met twee kinderen van Hendrik Koot. 'Mijn vader? Een echte vader. Een moordvent!'.

Één ding staat vast: een meeloper kon je de in 1898 geboren Hendrik Koot niet noemen. Hij meldde zich in 1935 als lid van de NSB, samen met zijn twee jaar oudere vrouw, Elisabeth van Groningen, die niet lang daarvoor NSB-leider Mussert had horen spreken in het Concertgebouw. Het echtpaar stak zijn politieke voorkeur niet onder stoelen of banken: al voor de bezetting adverteerde Koot met zijn manufacturenzaak openlijk in de nazipers en in de winkel hing, zeggen getuigen, een portret van Mussert. Na 15 mei 1940 kwam daar nog een foto van Hitler bij.

Een gezin, zou je denken waar veel over de nieuwe orde zal zijn uitgeweid en het antismitisme niet van de lucht is geweest. 'Geen sprake van,' zegt zoon Wim Koot (1918), 'we hadden het nooit over politiek.' En zijn broer Rob (1924): 'Antisemitisme? Nooit iets van gemerkt.'

Wim is het oudste kind van Koot, Rob is nummer vijf van het achttal. De Politieke Opsporingsdienst heeft na de oorlog de handen vol gehad aan de familie. Alleen de twee oudste broers Wim en Henk trokken niet de belangstelling: Wim was na een opleiding aan de Pollux en een jaar koopvaardij in dienst getreden van de marine en heeft de hele oorlog aan geallieerde zijde gevochten. Henk zat voor de oorlog al bij de koopvaardij en kwam ook pas na de oorlog terug; hij woont nu alweer decennia in de buurt van Londen waar hij een baan had bij de spoorwegen.

Maar de zes anderen waren fout, zoals dat werd genoemd. Het jongste broertje, acht jaar bij het begin van de bezetting, was nog een paar jaar lid geweest van de Jeugdstorm, twee jongens meldden zich zodra dat maar kon bij de SS, een ander kwam na een korte leerschool bij de Volksschule in de Nieuwe Looiersstraat en via de NSKK (chauffeurskorps van de Wehrmacht) bij de Landstorm terecht. Een zus, net als de andere vrouwen uit het Koot-nest lid van de Nationaal Socialistische Vrouwen Organisatie, was getrouwd met een Duitse militair en al voor februari 1941 naar Duitsland vertrokken, een andere zus trouwde met een Nederlandse SS'er. En voor al die kinderen vroeg moeder Koot-van Groningen nog in 1943 - tevergeefs overigens - het eerendraagteeken van de Nationale Jeugdstorm aan. In datzelfde jaar nog hertrouwde ze met J. Heyl, niet zo maar een WA'er maar vaandrig in het WA-Vendel dat naar Hendrik Koot was vernoemd.

Fanatiek
Na de oorlog zat Elisabeth van Groningen twee jaar gevangen; haar werd vooral verweten dat ze Verwalter (zetbaas en meestal profiteur) was geweest in drie joodse manufactuurzaken, een in de Kalverstraat en twee in de Van Woustraat. Bij Oudkerk, in de Van Woustraat 72, had ze na binnenkomst portretten opgehangen van Hitler, van Peter Ton - de 'Haagse Hendrik Koot' - en van haar overleden man zelf.

Kortom: een fanatiek gezelschap, dat verklaarden na de oorlog de buren dan ook. Een enkeling had het over fitterijen van de familie en drankgelagen, maar er waren er ook die zeiden dat de kinderen er keurig uitzagen en dat mevrouw Koot eigenlijk niet onsympathiek was. Eenstemmig achtten ze de familie 'niet tot verraad in staat' en dat is geen van de Kooten later dan ook ten laste gelegd.

Maar Wim en Rob herinneren zich helemaal niets van dat fanatisme. Een gewoon leuk gezin, daar komt het op neer. Rob staat nog iets bij over een straatorkestje, de Volendammers, dat naar binnen werd genood om te horen hoe goed het zou worden als de NSB aan de macht kwam en Wim weet nog vaag dat hij in 1939 met verlof was en het NSB-weekblad Volk en Vaderland zag liggen. 'Geen idee welke richting die vertegenwoordigde.'

Wim weet nog veel van de jaren twintig: een woning in de Indische Buurt, geen radio maar 'we spanden een lijntje naar de buren, die vroegen een dubbeltje in de week, en dan konden we meeluisteren - naar de zender die zij op hadden staan natuurlijk.'

Ze deden veel aan sport, wandelen vooral. Rob: 'Mijn zusters liepen honderd kilometer naar Nijmegen om daar aan de Vierdaagse mee te kunnen doen.' Soms wandelde de familie naar het zomerhuisje in Bakkum. Er werd gebokst en 'elke week naar het voetballen'. Wim wilde zelf voetballen, maar dat moest hij verdienen: 'Dagelijks alle schoenen poetsen, daar kreeg ik vijf centen voor.'

Er werd gelezen in het gezin - Rob: 'Meer Tom Mix dan De Camera Obscura' - maar er werd vooral muziek gemaakt: twee broers speelden mondharmonica, eentje gitaar, de zusjes accordeon.

Op Koot als vader was ook al niets aan te merken. Rob: 'Een strenge, maar rechtvaardige scheidsrechter.' Wim: 'Mijn vader? Een echte vader. Een moordvent!'

Hendrik Koot werkte bij diamantslijperij Asscher in de Tolstraat als stoker, en daarom kende hij, zegt Wim, natuurlijk 'veel jodenmensen, en die gaven mij dan sigarenbandjes'. Thuis hoorde hij ook nooit iets onprettigs over joden. Rob: 'Ik had gewoon joodse vriendjes op school: Ronnie Adelaar, Henkie Doeleman, daar is nooit over gepraat.' Als hun vader al antisemiet was, zeggen de broers, hebben ze geen idee waar dat uit voortgekomen is.

Later in De Pijp werd hij wel 'de schoolmeester' genoemd. Rob: 'Niets maakte hem gelukkiger dan flaneren door De Pijp met aan iedere kant vier kinderen.' Nooit hebben ze iets gemerkt van afschuw in de buurt voor die nazi-voorkeur. Openlijk liepen de kinderen Koot in hun Jeugdstormpakjes. 'Ach, die Jeugdstorm verschilde toch ook niet zo van de AJC of de padvinderij,' zeggen Rob en Wim los van elkaar.

Wim: 'In 1932 nam mijn vader een staatslot over van zijn collega Alting. Geen heel lot, maar een twintigste. Daar won hij de honderdduizend op. Ja, een twintigste van de honderdduizend dus, met belasting eraf was dat 4250 gulden. Een heel bedrag toen, hoor. En daarvan heeft hij de helft aan Alting gegeven. Had hij niet hoeven doen. Dat doe je toch niet als je een slecht mens bent?'

Van spaar- en loterijgeld begonnen Koot en zijn vrouw een manufacturenwinkel in de Tweede Van der Helststraat. In 1938 verhuisde die naar de Vijzelstraat 88 en ging Hako heten, naar H. Koot. De Duitse inval had niet alleen gevolgen voor de wandversiering in de zaak, maar ook voor het familieleven. Het jongste broertje ging naar de Pullen, de mini-jeugdstorm. Op een vragenlijst van de NSB beantwoordde Hendrik Koot de vraag Zijt gij arisch met 'zoo zuiver als glas'. Uw echtgenoot(e) eveneens?: 'en of'. Op datzelfde formulier ook meldde hij zijn oudste zoon - die dus buiten Nederland voer en van niets wist - aan als lid van de NSB. Hendrik zelf werd lid van de WA, de Weer Afdeling van de NSB, 'Ban 2, Vendel III, Groep 1, nummer 3431' - gewichtigdoenerij was de club niet vreemd. Hij werd al snel wachtmeester en was net benoemd tot opperwachtmeester toen de rellen in de jodenbuurt begonnen.

Rellen
Over die rellen is veel geschreven. De WA hing bij de horeca rond het Rembrandtplein en elders bordjes op met Jooden niet gewenscht. Ook werd - vermoedelijk op aandrang van Seyss-Inquarts vertegenwoordiger Bohmcker - demonstratief door de jodenbuurt gemarcheerd waarbij nog wel eens een klap viel. Buurtbewoners accepteerden dat niet langer en besloten zich te verdedigen, geassisteerd door stevige jongens van sportschool Maccabi. De avond van de elfde februari marcheerde weer een groep WA'ers de buurt in, de groep werd onverwacht overvallen. Koot raakte geisoleerd van zijn groep en werd zwaar mishandeld.

Rob Koot was erbij en zegt - het is de NSB-lezing van toen - dat 'de WA enige in het nauw gedreven NSB-leden die daar woonden moest ontzetten'. 'Mijn vader heeft me nog naar een paar WA'ers gestuurd om ze op te halen, naar Heyl onder meer. En ik ben met de groep meegelopen. Nee, niet tussen hen in, zij liepen op de straat, ik op het trottoir.' Hoe zijn vader precies is neergeslagen heeft hij niet gezien, wel nog dat hij op weg was een gewonde SS'er te helpen. Ondertussen kreeg Rob zelf nog een klap op zijn hoofd. Toen hij de wond liet behandelen in het Binnengasthuis hoorde hij: 'Er is hier net al een Koot ingeleverd.'

Hendrik Koot stierf drie dagen later. Bohmcker schreef aan Seyss-Inquart een gruwelverslag. 'Een jood lag boven op Koot, hij had zich volkomen in het gezicht van Koot vastgebeten en gedroeg zich als een wild dier.'

De dood van Koot was een van de 'argumenten' van de nazi's voor de razzia's in de jodenbuurt een paar dagen later en voor de oprichting van de Joodsche Raad waar Koots voormalige werkgever A. Asscher voorzitter van werd. De razzia's werden op 25 en 26 februari beantwoord met de Februaristaking.

Maar daarvoor, op 17 februari, was al de begrafenis geweest, waarbij de Nederlandse top-nazi's present waren. Van Mussert kreeg Rob nog een aai over zijn hoofd. Tweeduizend nazi's, tamboers en pijpers, met storm- en bloedvlaggen liepen naar Zorgvlied. Op zijn graf werden wolfangels aangebracht, de symbolen van de WA.

Wim werkte in die tijd op een marinekantoor aan de Britse westkust in Holeyhead. 'Ik hoorde het op kantoor, van Ben Cohen, een joodse Engelandvaarder. Het valt je koud op je dak. Nee, van de omstandigheden wist ik toen weinig. Ik was gewoon geschokt door zijn dood. Ik ben naar het strand gegaan en heb gejankt. Maar toch: het ging snel weer over. Ik had hem in acht jaar maar een paar keer gezien. Nee, ik weet nog steeds niet precies hoe het gebeurd is, ik heb er ook nooit iets over gelezen.'

Rob weet dat in die tijd de familie bedreigd werd en dat WA'ers met een bouvier constant het huis bewaakten. Misschien, denkt hij nu, was het uit angst voor die bedreigingen dat hij zich meldde bij de SS. Of uit wraak. Misschien ook kwam het door de gesprekken met zijn zwager die al lid was. Hoe dan ook, een paar dagen na de begrafenis meldde hij zich in korte broek bij de SS in Utrecht. Hij moest er nog liegen over zijn leeftijd.

Naief
Het was een jongen die naar het front ging. 'Ik was nogal naief. Ik wist niet dat je sneuvelde als je geraakt werd. Zo'n klein rot kogeltje, dat kon weinig kwaad leek me. Daarvoor was toch wel een bom nodig. Ik weet nog dat een Rottenfuhrer geraakt werd. Ik heb nog lang omgekeken - ik begreep niet waarom hij niet opstond.'

Hij vocht er voor een 'Verenigd Europa onder Germaanse leiding', zegt hij. 'Ja, nu vind ik dat ook iets merkwaardigs om voor te vechten, ik begrijp het zelf ook niet meer goed. Het was die propaganda he.'

Was het niet een vreemde ervaring dat twee van zijn broers aan de geallieerde kant vochten? 'Daar stond ik niet bij stil. Het was een beetje uit het oog, uit het hart. Maar in de oorlog hoorden we via het Rode Kruis dat ze nog leefden en dat vonden we natuurlijk prachtig.'

Pas in 1945 drong tot Rob door dat er iets mis was met die oorlog, al ging het hem dan vooral om de verhoudingen binnen de SS. 'Ze gebruikten ons, lieten ons in de loopgraven achter en trokken zelf terug.' Hij is nog gedeserteerd om zich bij een Fins SS-bataljon te melden waar ze, naar hij dacht, fatsoenlijker met hem zouden omgaan. Maar voordat hij de Finnen bereikte, werd hij door de Russen gearresteerd.

In Russische gevangenschap - 'Natuurlijk was dat erg, maar eigenlijk niet zo erg in het licht van wat wij ze hebben aangedaan' - meldde een muurkrant dat er vijf miljoen joden waren vergast. 'Russische propaganda', wist hij. In 1946 kon hij terug naar Nederland - hij was niet als SS'er herkend - en werd via Berlijn naar Nederland gestuurd. 'In Berlijn ben ik nog door een Nederlandse ondervrager in elkaar geslagen - om mijn naam. Daarna mocht ik verder. Voor de kerst thuis, dacht ik nog.'

Dat liep anders. Hij kwam terecht in een kamp in Den Helder. Ook daar heeft hij niet zulke slechte herinneringen aan. Hij werkte in de polder en een christelijke organisatie, Maranatha, liet er foto's zien van concentratiekampen. Een leerzame ervaring.

Na de oorlog was de helft van de familie geinterneerd. De twee 'goede' broers Wim en Henk, die in de loop van de jaren veertig weer naar Nederland waren gekomen, waren natuurlijk vrij. Het jongste broertje was te jong voor het gevang en de in Duitsland getrouwde zus was ongrijpbaar, maar de anderen verbleven korter of langer in gevangenissen of tehuizen als Fort Erfprins, de Levantkade en Hemrik.

Rob is met twee maten nog een keer ontsnapt uit het kamp Polderweg. Ze zouden aanmonsteren op een schip en Nederland definitief verlaten, maar daar is niks van gekomen. In die drie weken vrijheid is hij nog bij zijn zwager op bezoek gegaan die in Laren gevangen zat. 'Ik heb hem openlijk verteld dat ik gevlucht was, waar een bewaker bij stond. Die dacht dat ik een grapje maakte.' Na drie weken werd Rob weer gepakt. Dezelfde nacht deed hij weer een ontsnappingspoging, tevergeefs.

Met zijn broer H. werd hij te werk gesteld in de mijnbouw in Zuid-Limburg. Het betekende dat hij na vrijlating - 31 augustus 1948, elf dagen eerder dan verwacht door amnestie wegens Juliana's kroning - nog het aardige bedrag van duizend gulden meekreeg.

Sollicitaties
In 1949 waren ze allemaal weer vrij. Rob: 'Ik wist helemaal niet hoe de maatschappij eruitzag, ik was stomverbaasd dat je zomaar een dokter aan huis kon laten komen als je ziek was.' Een van zijn eerste sollicitaties ging mis omdat hij voor de personeelschef in de houding sprong. Dat was zo zijn gewoonte geworden bij een meerdere. De chef vond dat vreemd en koos voor een andere kandidaat.

Wim zegt nooit last te hebben gehad van de naam Koot, maar Rob wel. 'Ik heb altijd maar gezegd dat ik van die WA-man Koot niets wist, dat ik familie was van Ton Koot, kasteelheer van het Muiderslot, van fotograaf Max Koot of zelfs van generaal Koot, van de Binnenlandse Strijdkrachten.'

Rob vond werk bij een ex-bunkerbouwer. Die keek uiteraard niet zo nauw. Daarna ging hij nog een paar jaar de mijnen in - dat werk kende hij - maar Amsterdam trok en hier werd hij weer bouwvakker.

'De contacten in de familie zijn prima gebleven,' zegt Wim, die de marine trouw bleef. 'Dat die jongens de SS in gingen, dat konden we ze toch niet kwalijk nemen. Hoe oud waren ze nou helemaal?'

Met de Duitse man van zijn inmiddels overleden zus heeft hij er nog wel eens om gelachen: mijn duikboot had jou nog lelijk kunnen raken. 'Nee, verder is er eigenlijk nooit over die oorlog gepraat. En over vader al helemaal niet. Wat moet je daar nou over zeggen?' Wim laat een fotoalbum zien, gemaakt ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van zijn moeder. Het bevat foto's van voor en na de oorlog. Hij heeft de tekst zelf geschreven en aan veel wordt gerefereerd, maar de naam Hendrik Koot komt er niet in voor.

Rob ervaart de familiebanden anders dan Wim. Hij is in 1974 nog op de begrafenis van zijn moeder geweest, maar heeft daarna zijn familieleden niet meer gezien. Dat ook zijn tweede zuster inmiddels is overleden is nieuws voor hem.

Natuurlijk, als Rob het kon overdoen zou hij niet meer bij de SS gaan. 'Maar als ik toen gewoon in Nederland was gebleven, weet ik ook niet wat er zou zijn gebeurd. Misschien was ik dan wel fanatiek op joden gaan jagen, want die propaganda was bijzonder indringend. Ik ben blij dat ik nooit in een concentratiekamp heb gewerkt en nooit iets misdadigs heb gedaan." Hij piekert er niet over een SS-pensioen aan te vragen of zo'n oud-strijdersbijeenkomst bij te wonen.

Wim was en is niet in politiek geinteresseerd, maar de oud-marineman maakt wel duidelijk niet voor versoepeling van het vluchtelingenbeleid te voelen en hij vindt de controle op de uitkeringen veel te slap. Rob heeft sinds zijn vrijlating altijd PvdA gestemd, van elk radicalisme genezen.

Aan het eind van het gesprek haalt Rob nog een tijdschrift te voorschijn. het is een aflevering uit een reeks over de Tweede Wereldoorlog die hij heeft bewaard vanwege het bijschrift bij een portret van zijn vader. Dat rept over de 'rechtschapen' NSB'er Koot. 'Dat is toch iets van erkenning, dat rechtschapen.'

Maar dan ziet hij het ook. Het rechtschapen staat tussen aanhalingstekens. Het is ironie.

De voornaam van Rob Koot is gefingeerd.

22 februari 1994

TopW.A. man KootBelle Île