'Jullie vragen toch alleen maar om geld'
Channa Walvisch (1936) uit de Vrolikstraat woonde een paar huizen verder dan haar grootouders Heintje Walvisch-Wagenaar (1874) en Joseph Walvisch (1884). Ze heeft ze maar kort meegemaakt: in 1942 zag de kleine Channa hoe ze tijdens een razzia werden opgepakt.
"Oma was doof en hield zo'n enorme hoorn aan haar oor. Het gekke was dat ze die niet nodig had om mij te horen. Maar de rest van de familie kon ze niet verstaan. 'Jullie vragen toch alleen maar om geld,' zei ze wel eens, maar ik geloof toch dat ze echt doof was. Dat is een familiekwaal; ik ben het inmiddels ook. Ik kwam er elke dag, lopend achter de poppenwagen die ik van opa en oma had gekregen. Het was een warm gezellig echtpaar.
Oma was altijd aan het boenen. In de zwarte marmeren schoorsteenmantels kon ik mij spiegelen en dat deed ik dan ook vaak. En als ze niet boende, kookte ze. Ook voor haar kinderen, die een pannetje eten meekregen, verpakt in een rode theedoek. Op sjabbesmorgen kwamen alle kinderen en kleinkinderen langs. Voor ons, de kleinkinderen, was er warme chocolademelk.
Boven het kolenfornuis stond rechts op een plank een grote snoepdoos en als ik haar iets te nassen vroeg, werd ik op mijn wenken bediend. Ook een cent, soms een halvie, om drop te kopen, kreeg ik zonder dat zij gebruik hoefde te maken van haar toeter.
Mijn ouders zagen de deportatie met een vriend vanaf het balkon. Ik was tussen hun benen gekropen en heb mijn opoe voor de allerlaatste keer gezien toen zij als een zak kolen in die overvalwagen werd geduwd.
Kort daarop ging ik de onderduik in. Mijn vader heeft de oorlog niet overleefd. Kort na de bevrijding woonden we met mijn moeder op het Iepenplein. Elke dag belde ik bij opa en opoe aan om te zien of ze al terug waren. De buren dachten dat ik belletje trok. En ik jatte een dubbeltje voor een perronkaartje op het Centraal Station. Kijken of mijn vader en mijn grootouders uit de trein kwamen. Ik heb ze nooit teruggezien.
Twee jaar geleden ben ik naar mijn ouderlijke huis gegaan en naar het huis van opa en opoe. Mijn moeder heeft mijn herinneringen nooit serieus genomen, maar ik had er behoefte aan in elk geval nog iets concreets terug te zien. In het huis van opoe waren de schoorsteenmantels er nog, de indeling was nog dezelfde. Ik ben op m'n knieën gaan zitten om de rails van de schuifdeuren te voelen.
Die mensen hebben me in een paar jaar ongelooflijk veel liefde gegeven. Ik wil die doorgeven aan mijn kleinkinderen. Zij hadden een snoepdoos voor ons, ik heb een snoepla voor hen. Tijdens het eten daar kregen de kinderen altijd het eerst, wat toen zeer ongebruikelijk was. Opoe zei dan tegen de volwassenen: 'Jullie zijn brutaal genoeg om zelf te nemen, de kinderen moeten maar afwachten wat ze krijgen.' En dat breng ik nu ook in praktijk."
19 augustus 2009