Oma vertrouwde waspoeder niet
Karin Bleeker (1960) groeide op bij haar grootouders Gerrit Bleeker (1901) en Anna Pronk (1906). Ook haar moeder woonde op die etage aan de Kostverlorenkade.
'Ze hebben elkaar ontmoet bij het kerkkoor. En in 1922 trouwden ze. Ik denk dat oma snel het ouderlijk huis, in de Jordaan, uit wilde. Ze mocht daar niet veel. Na haar twaalfde moest ze werken. Dat vond ze niet zo erg hoor, maar ze wilde graag naar Verkade, de koekjesfabriek in Zaandam. Dat was te ordinair volgens haar ouders. Ze moest dienstbode worden en dat is ze ook haar hele leven gebleven. Op het laatst bij mevrouw Van der Vliet in de Beethovenstraat.
Wassen, strijken. Het ergste vond ze dat ze die grote Perzische tapijten naar buiten moest slepen om ze te kloppen. Maar er waren ook leuke dingen. In dat gezin werd muziek gemaakt. Haar zusje speelde viool en zij zong prachtig. Regelmatig barstte ze in psalmen uit. Ze speelde ook op het harmonium. Ze kon geen noot lezen, maar ze kon alles naspelen wat ze hoorde.
Ze liep, zo rond 1920, regelmatig met vriendinnen naar Zandvoort. Arm in arm over de Haarlemmerweg, zingend en zwaaiend. En dan in de loop van de middag weer terug. Meer dan veertig kilometer op een dag, daar draaiden ze hun hand niet voor om.
Ze vertelden verhalen over de oorlog. Dat opa's fiets in beslag genomen werd door de Duitsers, op de Dam. Opa wilde later die dag verhaal gaan halen, dat leek oma veel te link. Toen hij dreigde toch te gaan stak ze een sleutel tussen haar tanden en zei: "Als je dat doet slik ik die sleutel in." Dat weerhield hem.
Eind jaren zestig gaf opa oma een wasmachine. Het vervelende was dat oma geen vertrouwen had in waspoeder. Ze wilde er alleen zelfgeraspte zeep in hebben, dus opa kon zeep gaan raspen. Koop je een wasmachine voor je vrouw, krijg je zoiets.
Hij was een schat. Op zaterdag deed hij de grote boodschappen, zoals dat heette. Dan haalde hij vleeswaren op de Elandsgracht en daarna trok hij op de fiets naar de Middenweg voor taartjes van Schep. Dat waren de beste. Eclairs staan me bij en vierkante gevallen met roze marsepein. Als het maar slagroom was.
En zaterdagmiddag, voordat ik met mijn moeder de stad in ging, legde mijn opa een rijksdaalder op de schoorsteen. Voor mij. Ik weet niet waarom hij die niet rechtstreeks gaf, ik denk dat hij geen dankjewel wilde horen.
We hadden een dressoir, één la daarvan was van opa. Een keer in de twee weken kwam die la eruit en mocht ik met zijn spulletjes spelen. Paperclips, sleutels en zo en de restanten van zijn postzegelverzameling. Die verzameling, dat was ook zo'n familieverhaal. Een zus van mijn moeder vond opa's postzegels maar slordig en ze heeft alle tandjes van die postzegels geknipt. Dat vond ze wat netter staan.
We hadden een prachtige keuken, met kastjes met geslepen ramen,
een granito aanrecht, heel oud. Dat heeft de woningbouwvereniging
er allemaal uitgemept en vervangen door een formica keuken. Toen
resteerde alleen de oude gietijzeren keukenkachel. Maar kennelijk
hadden opa en oma daar ook genoeg van. Ze wisten alleen niet wat
ze met dat gevaarte aan moesten. Op een nacht hebben ze hem in
de Kostverlorenvaart gegooid.
Daar ligt ie nu dus nog."
8 juni 2009