Onlangs | archief

Archief van online stukjes eerder gepubliceerd op de voorpagina van deze website.

21 juli 2016

Tom Pauka

Wout Vuyk Tom Pauka

Tom Pauka is terug. Zijn nieuwe roman Tom weet raad is denk ik een nogal opmerkelijk boek, hoewel dat tot nu toe alleen John Jansen van Galen is opgevallen. Die schreef er vorige maand in Het Parool over. Het speelt in de periode dat de schrijver spindoctor was van Den Uyl, en daarmee ook van de PvdA-fractie.
Tom helpt een alcoholisch Kamerlid in zijn pogingen aandacht te trekken, maar dat loopt wat uit de hand. De man besluit zijn eigen politieke ideeën over euthanasie te onderstrepen door er zelf maar demonstratief een eind aan te maken. De fractie en Tom vinden dat geen goed plan. Over het waarheidsgehalte van het verhaal schrijft Ed van Thijn, die onder eigen naam wordt opgevoerd, in het voorwoord: “Naarmate gebeurtenissen u onwaarschijnlijker voorkomen, is de kans groter dat ze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.”
Ik heb een heel klein beetje invloed gehad op het leven van Tom Pauka (1934), hij veel op dat van mij.
Pauka was een verdienstelijk bokser voordat hij redacteur van Vrij Nederland werd en programmamaker bij de Vara. Toen, ik was een jaar of dertien, hoorde ik voor het eerst van hem. Ik luisterde wel eens stiekem op mijn kamertje naar het satirische programma Marimba waar hij bij betrokken was. Niet stiekem vanwege het gebodene, maar omdat ik op het moment van uitzending geacht werd te slapen. De naam Tom Pauka zat sindsdien in mijn hoofd, misschien alleen maar omdat die zo apart, zo welluidend en daardoor zo goed te onthouden is.
Eind jaren zeventig was ik redacteur van de jeugdbladen van Malmberg. De laatste periode daarvan hield ik me samen met Rob Maas vooral bezig met Taptoe, het weekblad voor tien- tot twaalfjarigen. Wij hadden daar mooie gedachten over, het moest een soort opinieblad voor kinderen worden. Die militaristische naam stuitte ons uiteraard tegen de bost. Naamverandering was uitgesloten, de oplaag was zeker vier maar zo hoog als Vrij Nederland nu. Klein stapje voorwaarts, we maakten er twee woorden van: Tap Toe. Tenslotte is er toch altijd de tap, vonden we aardig. Het viel natuurlijk geen hond op maar wij hadden ons best gedaan.
Onderdeel van de vernieuwing: een columnist. Pauka had een wekelijks stukje in Het Parool. Helder als glas, nooit omslachtig. Hij zou best voor kinderen kunnen schrijven stelden we vast. Over het getob van volwassenen hadden we bedacht. Hij was verbaasd over het voorstel. “Vinden kinderen dat dan leuk?” “Sommige,” zei ik. Hij vond het geruststellend dat hij het niet iedere lezer naar de zin hoefde te maken.
Zijn rubriek verscheen onder de titel Groot Mens. Ik heb die stukjes niet voorhanden maar eentje staat me nog goed bij. Hoe hij een afspraak had op de zevende etage van een ministerie. Hij had kauwgom in zijn mond en plakte die ergens aan de wand van de lift. Terug met een groepje naar beneden. Hij zei: “Hé, kauwgom,” plukte de lekkernij van de wand en stopte die in zijn mond. De verbijstering van zijn liftgenoten stipte hij hooguit aan maar beschreef hij niet, hij is immers een goed schrijver.
Wouter Gortzak van Het Parool wilde “iets voor kinderen.” Pauka wees op mij. Ik maakte er een paar jaar de dagelijkse jongerenpagina Goochem. Ik ben meer dan drie decennia gelukkig geweest bij die krant. Rob Maas werd redacteur van het Jeugdjournaal, later eindredacteur van het journaal voor grote mensen. Hij kijkt evenmin ontevreden terug.

P.A.

30 juni 2016

Wout Vuyk

Wout Vuyk Wout Vuyk, foto uit familiekring.

Op 12 juni is Wout Vuyk overleden. Vuyk was een bekend antiquaar in Amsterdam, voor literair tijdschrift de Parelduiker van augustus heb ik een necrologie van hem geschreven. Het antiquariaat is een branche vol anekdotes. Wout Vuyk heeft daaraan ruim bijgedragen. Zijn assistent van jaren her, Jos Wijnhoven, zag een kleine angstige Japanner zijn hoofd naar binnen steken. “Is the old man in?” Jos kon hem gerust stellen. De man vertelde dat hij na een vorig bezoek door Vuyk was gefouilleerd. Had hij niks stiekem meegenomen?
Hij was soms overdreven op de penning. Een klant kreeg te horen, “Nee, die vijftien gulden die in het boek staat geldt niet voor jou, voor jou is het twintig.” Hoezo? “Dat vorige boek dat je kocht was per ongeluk vijf gulden te laag geprijsd.”
Ondertussen: vol energie, vol ondernemingslust en een tikje rechtlijnig. Dwarse man. Een autodidact met een enorme vakkennis. Schriftelijke bronnen zijn er nauwelijks over hem, nooit geïnterviewd of zo. Ik moest het dus hebben van persoonlijke herinneringen. Daarvan is er wel een te boek gesteld: J.J. Voskuil voert hem onder de naam Steven Buis op in Onder andere, Portretten en herinneringen.
Er is iets aan de hand met dat stuk. Er staan wel een paar aardige dingen over Vuyk in, bij voorbeeld hoe die alles in kunst en literatuur zelf moest ontdekken. Hij zocht zich “een weg in wat voor hem een jungle moest zijn, zonder enige bagage en met beperkte hulpmiddelen. Vergeleken met hem waren mijn andere vrienden verveelde snobs.” Daarop volgt dan wel meteen het zinnetje: “Dat zijn oordelen zweverig waren irriteerde me aanvankelijk nauwelijks.”
Voskuil waardeerde zijn directheid maar vond hem vermoeiend. “Wanneer hij er niet was, mocht ik hem wel.” Dat is vilein en dat mag natuurlijk. Zoals je hem ook mag afschilderen als paranoia, seksueel gefrustreerd, buitensporig gierig en eigenlijk wel rijp voor een inrichting. En uiteindelijk als een volslagen stakker. Jarenlang kwam Vuyk iedere dinsdag langs: “In tegenstelling tot andere vrienden nam hij nooit iets mee.” Nou kan het natuurlijk dat Voskuil die honderden bezoekjes van Vuyk uit pure menslievendheid tolereerde. Maar zo menslievend was Voskuil nou ook weer niet. Ik had graag iets meer willen lezen over het plezier dat de schrijver kennelijk aan Vuyk beleefde. Misschien kwam dat stilistisch wat minder goed uit. Al lezende begon ik de door mij bewonderde Voskuil een beetje een zak te vinden.

P.A.

5 juni 2016

Afsluiten

Brandende kwestie: Hoe een mail af te sluiten. Groet, beste groet, hartelijke groet, het beste, het allerbeste, allemaal prima. Bij mannen blijft het daar ook bij, hoe intens de band ook is. Ik heb een vriend die wel eens ‘liefs’ onder zijn mail zet. Dat vind ik aardig, maar ik zal nooit met ‘liefs’ antwoorden. Tot zover het overzichtelijke deel.
Gaan we over op vrouwen die ik wel eens een zoen geef. Gewoon bij begroeting en/of bij afscheid. Als dat een beetje regel wordt eindig ik mijn mails aan hen met ‘zoen’. Incidenteel wordt mijn enthousiasme wat groter en eindig ik met ‘zoenen’. Op zich even legitiem als zoen, het begroetingsritueel omvat immers meerdere zoenen, maar het blijkt toch gecompliceerder te liggen.
Ik heb zelfs een vriendin die een vraagteken vermoedde achter mijn ‘zoenen’. Ze dacht dat het een voorstel was. Het nam me zeer voor haar in, wie doet er nou zo’n voorstel en dan nog zo cryptisch per mail? Dat ik nou juist met haar... nee dat is een ander verhaal.
Opvallend is wel dat de mails met zoen verstuurd lang niet allemaal met zoen worden beantwoord. Een op de drie schat ik. Niet dat ik ‘groet’ of zo terug krijg, dan zou er sprake zijn van een schrijnende wanverhouding. Nee, vrijwel altijd valt in dergelijke gevallen de keus op ‘liefs’ of ‘kus’. Meestal laat ik het daar maar bij, zij liefs, ik zoen. Bij kus ligt dat iets anders: ik vind het woord wat truttig, niet gul. Een enkele keer waag ik het daarop te wijzen. Uit het feit dat ik dat doe blijkt op zich natuurlijk al dat de verhouding zich allang tot het zoen-niveau heeft ontwikkeld, waarmee de kwestie uit de wereld zou moet zijn. Tot discussie leidt het zelden, soms verschijnt het woord zoen alsnog in de mail, soms houdt de afzendster hardnekkig vast aan kus. Dan rest er niets dan berusten.
Er zijn mannen die ik zoen bij de begroeting. Toch zal ik nooit zoen zetten onder een mail aan hen. De opgedrongen heteronorm?
De lessen: ‘zoenen’ echt maar vermijden. En vooral niet op iets te hoge toon de zoen eisen. Eén keer gedaan. Het antwoord blijft uit.
Zoen

P.A.

11 april 2016

Albert

Brom ik het liedje Kees van Frans Halsema voor me uit, -‘Verdomme Kees, al weer een jaar vandaag dat jij begraven bent, gek toch hoe vlug dat went’ –bedenk ik dat het nu ook zo’n jaar geleden moet zijn dat vriend en Paroolcollega Albert de Lange stierf. Klopt, 24 april 2015. Dat liedje – deels vrij raadselachtig, schreef ik eerder over - heeft heel wat aanknopingspunten zoals dat hoort bij een goed liedje. ‘En jij hebt andere gordijnen gekregen.’ Het is waar, echtgenote Marjolein is verhuisd naar Drente om er een bed & breakfast te beginnen. Ze zal aanloop krijgen, niet alleen, maar óók van de vele vrienden van Albert. Dat huis blijft staan, als ik over de Nassaukade fiets zal ik aan hem moeten blijven denken. ‘Mijn geheugen van steen,’ noemde Robert Alberdingk Thijm dat zo mooi in zijn lied Ik kan blijven kijken.
‘Denk niet dat er veel veranderd is. Hoogstens een kleinigheid is nauwelijks één jaar tijd. Er zijn nog steeds cafés.’ Van de cafés waar we elkaar zagen kom ik nog wel eens bij Hegeraad op de Noordermarkt. Een enkele keer bij Schaper, dat inmiddels is opgedoopt in De oude schaeper waardoor de verwijzing naar oprichter Paul Schaper is verdwenen. En bij de Ier op de De Wittenkade, een kroeg die Albert ‘dat afgetrapte hondenhok’ noemde, ben ik al een jaar niet geweest. De hond is er nog steeds kan ik vanuit mijn raam zien.
‘Behalve dus, dat ik je een beetje mis, nou ja, op mijn manier, is alles eender hier.’ Een beetje missen, erg missen, ik weet het niet precies. Ik mis de verhalen, het verschrikkelijke lachen, zijn gulheid, de enorme warmte die hij bood. Maar zonder dat is wel te leven. Wat vast staat: ik ben hem enorm dankbaar voor de inspirerende manier waarop hij in zijn laatste periode, met de aangekondigde dood, leefde. Toen ik, een paar maanden na de dood van Albert, te horen kreeg dat ik mogelijk kanker had zat ik natuurlijk enorm in mijn piepzak. Maar echte paniek bleef uit, ik denk dat dat komt door de manier waarop Albert – en een paar andere vrienden- tegen de komende dood aankeken. Mensen die echt een voorbeeld voor je zijn, daarvan zijn er niet zo veel.

P.A.

10 maart 2016

Godwin

Ramfis Martir berichtte op 8 maart op Facebook:
“PVV-leider Geert Wilders was vrijdag te gast bij het Vlaams Belang. In zijn toespraak zat iets opmerkelijks verborgen: hij is ook bereid Vlaanderen te leiden.
‘Ik beloof u. Als ik volgend jaar premier word, geef ik Nederland terug aan de Nederlanders. En als u wil pak ik Vlaanderen er nog bij.’ Op 30 januari 1933 riep iemand ook zoiets dat heeft voor veel problemen gezorgd.”
Dat heet tegenwoordig een Godwin. Nou ja, tegenwoordig, al in 1990 formuleerde de Amerikaanse schrijver/advocaat Mike Godwin de stelling: “Naarmate online-discussies langer worden, nadert de waarschijnlijkheid van een vergelijking met de nazi's of Hitler.” Nu is dat op zich niet zo’n gedurfde stelling, naarmate discussies langer worden stijgt de waarschijnlijkheid van een vergelijking met Pasen of Tante Jo ook, maar daar ging het Godwin uiteraard niet om. Hij stelde vast, aldus Wikipedia (Mike Godwin was advocaat van deze organisatie) “dat deze, vaak absurde, vergelijkingen afbreuk doen aan de ernst van de Holocaust. (...) De bedoeling van zijn stelling was dus niet een eind te maken aan discussies, maar om deelnemers aan een discussie bewuster te maken van de vraag of een vergelijking met de nazi's of Hitler gepast is, of simpelweg een kwestie van te ver doorgevoerde retoriek.”
Jezelf die vraag stellen kan inderdaad nooit kwaad. Maar mettertijd heeft de stelling van Godwin zich ontwikkeld tot een dooddoener. De term Godwin wordt nu vrijwel uitsluitend gebruikt om discussianten die vergelijkingen treffen met Hitler, oorlog etcetera te excommuniceren en dergelijke vergelijkingen op zich taboe te verklaren. Dat is merkwaardig, vergelijkingen zijn er om te verhelderen, als we alleen mogen vergelijken als verschijnselen honderd procent identiek zijn aan elkaar hoeven we helemaal niks meer te vergelijken. Is het erg om Wilders uitnodiging aan de Vlamingen te vergelijken met Hitlers
Heim ins Reich? Ik denk niet dat de regering Wilders I bezettingstroepen naar Antwerpen en Gent stuurt, maar zijn uitnodiging is zeker opmerkelijk. En mijn gemoed raakt niet ontregeld door de herinnering aan 1933. Mogen we Wilders vergelijken met een fascist? Zeker mag dat. Er zijn verschillen. Maar laten we ook de overeenkomsten vooral niet over het hoofd zien.

P.A.

29 februari 2016

Aan de Amsterdamse Wallen

Onlangs verscheen Aan de Amsterdamse Wallen, ik schreef er onder meer een verhaal in over dieren op de Wallen. Daarin kwam Jan Berentszoon Westerhof ter sprake. Hij werd Blaauw Jan genoemd en begon rond 1680 een menagerie aan de Kloveniersburgwal. Eerst exotische vogels zoals zwanen en maar al snel kreeg hij de smaak te pakken. Herten, zeehonden, struisvogels, apen, zelfs panters en een enkele leeuw. Die leeuw werd gehouden, zoals een Duitse wetenschapper destijds schreef, op een manier waarop ze in Duitsland wel een varken, maar niet een leeuw zouden durven op te sluiten. Dat beest is inderdaad een keer ontsnapt. Liep er een leeuw over de Kloveniersburgwal, volgens de overlevering was die op zijn beurt weer bang voor een kip, dus die leeuw vluchtte zijn hok weer in.
Het begrip dier werd in de Tuin van Blaauw – zoals vrij algemeen in de westerse wereld - ruim opgevat. Zo waren er ook een reus, een dwerg en een echte indiaan. Staat allemaal in het boek, maar nu komt het, ik wilde natuurlijk weten hoe het nu precies gegaan was met dat drietal. Dat heb ik allemaal uitgezocht maar eindredacteur Herman Vuijsje – overigens een zeldzaam goed eindredacteur - voeg zich af wat dat met de Wallen te maken had. Dus dat staat er niet in. Daar had hij wel een punt maar ik heb dat allemaal niet voor niks nagevlooid.
Ziehier: Die dwerg, de minst interessante zo op het oog, was de Fries Wybrant Lolkes, 29 Amsterdamse Duim groot, zo’n 75 centimeter. Geboren rond 1728. Aanvankelijk horlogemaker, geen bloeiende bedoening. Hij heeft zichzelf nog in Engeland tentoongesteld, trouwde een vrouw met een gangbaar postuur en kreeg drie kinderen.
De reus was Daniel Cajanus. Cajanus was een Fin, die via Polen en Engeland in 1734 in Nederland terechtkwam. Hij was acht Amsterdamse voet hoog, zo’n twee meter 26. En hij kon dus zijn pijp aansteken aan een lantaarnpaal. Dat vond hij ook lollig om te doen. Hij was een uitstekend dammer en met menig bezoeker van de tuin heeft hij een potje gespeeld. Die mensen zaten dus, voor de goede orde, niet in hokken, die wandelden gewoon in de tuin en hadden een kamertje. Reus Cajanius stierf in 1745 in Haarlem en het Frans Halsmuseum heeft waarachtig zijn kleren nog, die worden helaas nooit geëxposeerd maar dat geldt voor meer dan negentig procent van het erfgoed in musea weten we inmiddels.
De indiaan was Sychnecta. Hij kwam uit Mohawk Valley en verscheen in 1764 in Amsterdam door een Duitse impresario. Pijnlijk voor een echte indiaan: hij werd hier opgescheept met een pijl en boog uit de speelgoedwinkel. Hij wilde terug naar Amerika, maar de toenmalige exploitante van Blaauw Jan, de weduwe Bergmeyer, was ervan overtuigd dat ze hem eerlijk gekocht had. De zaak werd uiteindelijk in den minne geschikt, Sychnecta ging terug naar Mohawk Valley en heeft zich niet meer in Amsterdam vertoond.

P.A.

29 januari 2016

Jaap Zijlstra

Wat vaker dan me lief is hou ik me bezig met de eindigheid van ons bestaan, maar soms is dat toch ook wel aardig. In het literair tijdschrift De Parelduiker dat zo’n vijf keer per jaar verschijnt verzorg ik de rubriek De laatste pagina over een ons onlangs ontvallen auteur. Dat is dus iedere keer even zoeken, aan een bekend schrijver hoef ik niet te beginnen, wie vraagt zich af wat ik zoal te melden heb over Joost Zwagerman en dat weken na dato? Voor het februarinummer van dit jaar lag Theo Kars voor de hand, maar ja, toch ook vrij bekend en daarbij had ik ook niet zo’n zin in hem. Vooroordelen: iets te veel Ibiza, iets te veel manifestatiedrang. Ik zeg niet dat het redelijk is.
Mijn oog viel op het bericht in Trouw van 23 december dat dichter/dominee Jaap Zijlstra was gestorven. Nooit van gehoord. Maar ik las een citaat van hem over mensen die ook graag christelijk wilden dichten en hem versjes op stuurden. Het was allemaal niks. “Ik schrijf ze: ‘Mijn excuses, ik kan u niet vleien. Uw poëzie is het gewoon niet. Het is vrome rijmelarij. Hou maar op met dichten.’(...) Als ze nou eens zouden stoppen met hart op smart te laten rijmen.”
Zou best eens géén saaineus kunnen zijn. Dat bleek te kloppen. Kunstverzamelaar, smaakvol appartement op de Keizersgracht, openlijk homo en dan ook nog vallend op jongens van een jaar of achttien. En dat allemaal in het orthodox-christelijke milieu. Want orthodox was hij: preken (veelal afgestoken in de kerk op het Begijnhof) waren om de bijbel uit te leggen en de rest was onzin. Over het begin van het heelal had hij zijn eigen opvatting: : Op die vraag zet niet een oerknal de dragende toon,/ maar de man met de doornenkroon'.
Er waren collega’s waar hij wel wat op aan te merken had: Vandaag/ een dominee gehoord/ die Jezus/ in één preek tijds/ heeft vermoord. En ondertussen schreef hij niet alleen nog net te pruimen verzen over de Heer, maar ook mooie en soms ook geestige gedichten over zijn jongens-voorkeur.

Ik krijg een prentbriefkaart uit Zell am See,
het vriest er streng, het sneeuwt er ongenadig,
maar Adriaan schrijft lustig en liefdadig,
de postbode leest opgetogen mee.


Zo schrijft hij mij uit Oostenrijk voor twee,
ja honderduit voor alle dorpelingen
die mij met hun belezenheid omringen
dank zij het buideldier, de P.T.T.


Enerzijds lacht een berghelling mij aan,
anderzijds lees ik wat ook de gezichten
der dorpsgenoten spottend mij berichten:
veel kusjes van je lieve Adriaan.


Hij dichte veel over dieren. Zo’n beetje in de Kees Stip- en Daan Zonderland-traditie.

Men meldt ons dat te Rupelmonde
een Waal het wiel heeft uitgevonden
en daar de man zich houdt verstoken
heeft het bestuur der stad gesproken:
kom nu naar buiten allemaal,
dan zoeken wij de Wielewaal.


Die beesten mochten ook best dood:

Een steekmug in voortdurend pogen,
bij nacht mijn luchtruim ingevlogen,
heb ik vaardig en geletterd
met een dichtbundel verpletterd.
U ziet, al is de oplaag klein,
hoe dodelijk poëzie kan zijn.


Dat ik vijf pagina’s over hem mag schrijven in de Parelduiker stemt me tot...., nou dankbaarheid, dat klinkt me te christelijk lijzig, laat ik zeggen dat het me tevreden stemt. En al doende kwam er weer een vooroordeel – nu over dat christelijke milieu – op de tocht te staan.

P.A.

22 november 2015

Deux amoureux a Paris

Met enige schroom stel ik vast: we vermaken ons in Parijs. De stemming peilen, heel wat correspondenten kunnen dat kennelijk uitstekend, mij kost dat wat meer moeite. Is het zoveel stiller op straat dan voorheen? Misschien, maar ik weet het niet zeker. In de metro van het Gare du Nord naar het appartement: weinig vrolijke gezichten, nauwelijks conversatie. Maar was dat echt anders de vorige keren dat we er waren? Een beetje wellicht, maar ik twijfel. Er zijn duidelijk minder toeristen. Laat ik niet huichelen: Het heeft wel wat, geen rijen voor het Musée d’ Orsay.
We zitten niet ver van de Bataclan waar we begin dit jaar nog een concert bijwoonden, dichtbij de Rue de Charonne, bij het Canal Saint -Martin. Gaan we er nog kijken? Is het bot dat te laten? Het is geen desinteresse, maar ramptoerisme ligt ons wat minder.
Woensdagavond waren we in het Forum Leo Ferré, speels en warm centrun van het chanson in Ivry. Eerste voorstelling na de aanslagen. Acht beginnende artiesten. Eerst nam directeur Gilles Tcherniak het woord. Terughoudend, niet onaangedaan maar rustig vertelde hij dat een van de vrijwilligers van dit instituut bij de aanslagen was omgekomen. Dat was natuurlijk om stil van te worden. Maar daarna was er plezier en enthousiasme. Dat kan ook niet anders.
De verwarmde terrassen naast ons zitten behoorlijk vol en van een grafstemming is daar geen sprake. Op de markt achter Nation waar in het kleinste kraampje een oudere verlegen man slakken en croute verkoopt begon vrij plotseling een groepje vrolijk uitgedoste jongens en meisje muziek te maken. Dat klonk niet als vloeken in de kerk.
Vanmiddag gaan we naar ‘Deux amoureux a Paris’ in het Theatre de la Contrescarpe en straks naar het kleine sympathieke museum Maison Rouge. Daar zullen we vermoedelijk ook weinig neerslachtigheid aantreffen. We moeten maar snel naar La Liberté in de Rue du Faubourg Saint-Antoine, betrouwbare weerbare bar voor jong en oud en zwart en wit. Aan de sfeer daar is veel af te lezen.
En ondertussen misschien ook nog even denken aan de nacht van 17 op 18 oktober 1961. Algerijnen demonstreerden tegen discriminatie en voor onafhankelijkheid van hun land.
Historicus Jean-Luc Einaudi, : “Die nacht was een ontlading voor de politie. Al hun haat konden ze de vrije loop laten. Het had niets te maken met het handhaven van de orde. Er werd met scherp geschoten, mensen werden in elkaar geknuppeld en velen werden van de bruggen over de Seine in het water gegooid alwaar ze verdronken. De politie nam wraak en daarbij had ze de goedkeuring van hogerhand. Mensen werden van de Pont Saint Michel gegooid, letterlijk onder het toeziend oog van de prefectuur. Er zijn die nacht, of als gevolg van die nacht, zeker tweehonderd Algerijnen overleden. Het was een slachting.”
Geweld van overheidswege. Parijs is er geen verdoemde stad door geworden. En dat zal het ook niet worden door de 13de november. Het is deze zondagochtend ijskoud in Parijs. Maar de lucht is stralend blauw.

P.A.

11 september 2015

Joost Zwagerman

Ik geloof niet dat ik nieuws vertel als ik meld dat Joost Zwagerman zelfmoord heeft gepleegd. Het is verbijsterend, wat verschrikkelijk waar zo'n depressie toe kan leiden, de reacties zijn invoelbaar. Dat zijn ze niet allemaal. Neem Heleen van Royen. Die schreef een brief aan Joost, "Lieve Joost", zo begint ie. En dan schrijft ze hem dat ze zeggen dat hij dood is en dat ze dat niet gelooft. Je zou zeggen, check het dan even, maar dat past niet in haar stijlfiguur. Want Joost, "we moeten nog praten samen, glazen heffen, het leven doornemen, lachen. Je bent me zo dierbaar. Ik weet hoe zwaar het aardse bestaan je soms valt. Daar hebben we het over gehad. Ik weet dat ik tegen je hebt gezegd dat je geen gekkigheid moet uithalen. Dat je me altijd eerst zou moeten bellen. Dat ik het je dan uit je hoofd zou praten. En dat zou me lukken. Maar je hebt niet gebeld vandaag. Ik heb geen oproep gemist."
Ze gaat die brief aan hem mailen schrijft ze. Dat is dan afgerond denk je, maar kennelijk toch niet helemaal. Ze heeft haar brief voor de zekerheid ook maar op facebook gezet. Kortom, de enige die de brief niet kan lezen is de geadresseerde, alle anderen moeten er wel van op de hoogte zijn dat ie geschreven is. En hoe goed ze het kon vinden met Joost. Zou ik nou de enige zijn die dat afstotend vind?
Theodor Holman zette boven zijn stukje in Het Parool: "Joost en ik hadden onze anekdotes nog niet uitverteld." Wij moeten weten, Theodor bewonderde Joost niet alleen, de bewondering was wederzijds! "Als we elkaar tegenkwamen, complimenteerden we elkaar met elkaars werk en spraken we wat over literatuur en muziek." Journalist Jan Zandbergen berichtte hoe zeer hij meeleeft met Zwagermans kinderen. Jan Kuitenbrouwer twitterde: "Zit hier verdomme te janken op de bank. En ik mócht hem niet eens!"
Holman, Zandbergen, Kuitenbrouwer, ik zet ze hier bij elkaar omdat het drietal in 1993 een opmerkelijke actie ondernam. Schrijver/journalist Adriaan Venema had maanden eerder aangekondigd zelfmoord te gaan plegen. Het was voor hen aanleiding bij Venema en zijn vrouw over de vloer te komen. Het Algemeen Dagblad van 6 november 1993: "Eenmaal gearriveerd (...) meldt het drietal opgewekt aan het echtpaar dat het de vanillevla komt brengen (voor de pillen) en de maat komt nemen voor de grafkist. Bovendien wordt er dringend gevraagd of er meteen even een oude schuld afgerekend kan worden." Gerard van Lennep, vriend van Venema, schrijft diezelfde dag in de NRC dat de drie "enkele dagen voor zijn dood bij Adriaan hebben aangebeld met dronkemanspraat van 'komt er nog wat van!' etc., en ook op zijn antwoordapparaat liedjes gezongen hebben ("We'll meet again', etc.)."
Ik weet niet welke rol die aanmoediging gespeeld heeft, maar hoe dan ook, een paar dagen later, op 31 oktober, maakte Venema een eind aan dat ongeduld door metterdaad zelfmoord te plegen. Ik zou me kunnen voorstellen dat je, in hun schoenen staand, even helemaal je mond houdt als een schrijver zelfmoord pleegt.

P.A.

28 augustus 2015

Frits van der Molen

Over de in 1983 overleden journalist Frits van der Molen doen in kleine kring nog steeds anekdotes de ronde, waarin drank, zijn gevatheid en zijn heel erg grote mond domineren. Dat is een wat eenzijdig beeld. Van der Molen was naast redacteur van Elsevier oprichter van het journalistieke tijdschrift blad Mandril, stimuleerde de literatuur van Curacao en heeft mooie verzen geschreven, waaronder 'Fragment van een jeugd.'

Mijn vader dobbelde zich door het leven,
terwijl ’t mijn moeder om het even was.
Zij keek in boeken zonder dat zij las.
Nauwelijks een jaar of zeven,
geloof ik, dat ik was.


Maar ja, zo’n versje beklijft wat minder dan de sterke verhalen. Acht jaar na zijn dood verscheen het vriendenboekje Van der Molen is de naam en daar staan ook aanmerkelijk meer drankverhalen in dan poëzie. Michel van der Plas leverde er een erg grappige bijdrage voor. Van der Molen was uitgenodigd bij een ontvangst van bankier Van Lanschot en had zich voor de gelegenheid een nieuw pak aangeschaft. Hij was zo onverstandig dat op het feestje ook tegen Van Lanschot te zeggen. Die reageerde: "Maar meneer Van der Molen, had dat dan toch aangetrokken." Zelfs Van der Molen zal geen weerwoord hebben gehad.
Ik las dat stukje pas onlangs en onmiddellijk daarna heb ik de neiging zo’n anekdote ruimschoots uit te venten. Bij mannen heb ik daar onverdeeld succes mee. Bij vrouwen ligt dat iets anders. Die weifelen even en vragen dan: "Terwijl hij dat pak wel echt aan had?" Dat is geen traagheid of zo, het is mededogen denk ik, ze identificeren zich met Van der Molen en vinden de situatie eigenlijk te pijnlijk om geestig te zijn. Dat is een sympathiek trekje van de vrouwen die ik met het verhaal opzadelde.

P.A.

29 juli 2015

Asscher

Minister Asscher vond ik een wat zijige figuur, maar wel integer. Daar denk ik nu anders over, niet over die zijigheid maar over zijn integriteit. Aanleiding: de uitzending van Argos TV Medialogica gisteren.

Vorig jaar 11 november waren de rapen gaar: onderzoek van bureau Motivaction wees uit dat een grote meerderheid van de Nederlands-Turkse jongeren sympathie heeft voor IS. Dat onderzoek deugde methodologisch van geen kant, maar dat geldt voor zoveel ad hoc onderzoek. Zo staat me het nieuws bij dat zeventig procent van de getrouwde mensen vreemd ging, pas later bleek dat het onderzoek gehouden was onder de bezoekers van de site vreemdgaan.nl
Maar goed, verontrustend is het feit dat Asscher erg in zijn nopjes was met die uitkomst van het onderzoek onder jonge Turken. Hoewel de onderzoekers vonden dat de resultaten nog niet rijp waren voor publicatie begon hij er, aan de vooravond van een kamerdebat over integratie, zelf een mediacampagne over. Waarom? Naar eigen zeggen: Dit was erg alarmerend. Alle hens aan dek vond hij.
Argos maakte nogal overtuigend duidelijk dat de zaken anders lagen. Even recent maar veel degelijker en wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het met de integratie van Turken hier opvallend goed gaat. Toch interessant voor een Kamerdebat over integratie, maar Asscher negeerde dat onderzoek of liet het volgen door maatregelen – het ‘monitoren’, lees ‘het wantrouwend volgen’ van Turkse organisaties – die geheel in strijd waren met de conclusies van de onderzoekers. Asscher was daar trouwens merkwaardig, welhaast komisch openhartig over: "Het onderzoek heeft niet de resultaten opgeleverd die ik voor ogen had." Potjandorie. En dan doe je dus toch maar wat je voor ogen hebt.
Hoogleraar bestuurskunde Wim Derksen zei daarover: "Veel mensen denken, onderzoek doe je als je het probleem niet kent. Je gaat eerst eens onderzoeken, en daarna bepaal je je mening. Maar veel onderzoek wordt natuurlijk omgekeerd gebruikt. De minister weet al wat hij wil vertellen en gebruikt een onderzoek dat daarbij past."
En waarom dit allemaal? Er is geen andere conclusie mogelijk: Asscher en de hele PvdA-top vonden het tijd voor een nieuw, steviger imago. Het Motivaction-onderzoek gaf daar een schijn van legitimiteit aan. Electoraal was er weinig meer te winnen aan Turks-Nederlandse zijde, en des te meer onder angstige witte Nederlanders. Daar werden twee Turkse Kamerleden die het spel niet wilde meespelen aan opgeofferd, daarvoor werden Turkse jongeren als gevaarlijke extremisten afgeschilderd.
Asscher wilde niet meewerken aan het programma. Waarom niet? Hij deed niet mee aan reconstructies, “omdat ik bezig ben met beleid en probeer goede dingen te doen. "Kunt u zich voorstellen dat mensen denken dat u zich niet wilt verantwoorden?", was de vraag Nee, dat kon de minister zich niet voorstellen. Wie het programma ziet kan dat toch wel.
Kijk hier

P.A.

23 juni 2015

Havank-gezelschap

"Je kunt het zo gek niet bedenken of ik ben er géén lid van," zei Jaap Meijer, de vader van Ischa, eens. De oude Meijer en de mensheid waren toen wel zo’n beetje op elkaar uitgekeken, zo ver is het mij nog niet dus tot voor kort was ik lid van twee genootschappen, de een rond Joseph Roth, de ander rond Havank. Afgelopen zaterdag hadden we de jaarlijkse toogdag van het Havank-gezelschap, zoals gebruikelijk in Leeuwarden en wat was dat weer een feest. Voorzitter Frank van der Voordt hield zijn jaarrede waarin hij vertelde dat ook dit jaar het aantal leden niet echt was toegenomen en dat de hoop dat in 2014 de aandacht voor Havank zou aantrekken in verband met diens vijftigste sterfdag de bodem was ingeslagen. Het prettige, geen der aanwezigen, ook de voorzitter niet, was van plan het goede humeur hieronder te laten lijden. Kees Aarts interviewde diepgravend Frits Bruna, uit het uitgeverijgeslacht, die als jongeman Havank goed gekend had. Wij genootschapsleden willen natuurlijk alles weten, dus vragen in de sfeer van "welk drankje dronk Havank bij die gelegenheid?" werden niet omzeild. Aarts levert nooit half werk.
Bruna werd later die dag nog geëerd als Vriend van het Jaar. Dan krijg je een mooie oorkonde en een heel fraai speldje, ontleend aan het beeld van Havanks hoofdfiguur De Schaduw, zoals door Dick Bruna vereeuwigd op de omslagen.
Daarna ging een groot deel der aanwezigen naar de begraafplaats Vitushof voor een minuut stilte en om het graf te sieren met een gul bloemstuk, verzorgd door Adrie de Vlieg, die we de moeder van het genootschap mogen noemen. Voorafgegaan door een eerbiedwaardige vertegenwoordiger van de begraafplaats, gehuld in een plechtig kostuum en begeleid door klokkenspel verzorgd door een medewerker die al met pensioen is maar voor de gelegenheid nog maar eens aan de gang ging, arriveerden we bij graf 1-c-49. Daar las secretaris Hans van Schooten enige passages voor waarin De Schaduw vooruit keek naar zijn dood. Van een aangrijpend samenzijn was niet echt sprake. Behalve Frits Bruna had niemand Hans van der Kallen, zoals Havank echt heet, gekend en eigenlijk vindt ook niemand hem een groot schrijver. Maar heel velen hebben warme herinneringen aan zijn detectives. De plechtigheid had iets van absurd theater zoals dat ooit bedoeld was: met een serieuze ondertoon.
Daarna: borrel en eten in het mooiste café van Leeuwarden en een van de mooiste van Nederland, de Ossekop. Veel gedronken, veel gepraat, veel gelachen. Al drie generaties nemen ze daar geen fooi aan. De zoon van de eigenaar: "Als we geld tekort komen verhogen we de prijs van het bier wel."
En nu ben ik lid geworden van een derde genootschap: De vrienden van de Ossekop.

P.A.

1 mei 2015

Albert de Lange

Albert de Lange door Jan van Breda

Woensdag was de uitvaart van Albert de Lange. Zevenenvijftig jaar werd hij. Hij heeft indruk gemaakt met de 34 columns die hij over zijn laatste maanden in Het Parool heeft geschreven. Deadline heette die rubriek. Erg goede stukjes, compromisloos eerlijk, nuchter, ironisch. Hij beperkte zich niet tot zijn eigen wereld, allerlei zaken - van euthanasie tot de zegenrijke werking van dubbelkoolzuursoda tegen kanker – kwamen er in aan de orde.
In die laatste maanden was hij niet anders dan in de vele jaren daarvoor dat we met elkaar om gingen. Gul, hartelijk, openhartig, slim, belezen, genietend en soms verbazend tactloos. God wat hebben we gelachen, wat hebben we een plezier gehad. Ook in dat laatste halfjaar, de bezoekjes waren niet zwaar, in tegendeel. Marjolein, zijn vrouw zei woensdag openlijk dat ze al dat volk over de vloer niet altijd juichend binnen haalde. Daar stapte ze overheen, Albert, zij en de kinderen waren een geweldig team.
Hij was ook een heel erg goed journalist, heeft bar geestige en ook onthullende verhalen geschreven. Een reportage over de misstanden op de taxistandplaats op het Leidseplein was de katalysator tot de reorganisatie van de branche, Eberhard van der Laan herinnerde er bij de uitvaart nog aan.
Het was misschien wel acht geleden dat hij me vertelde iets heel merkwaardigs op het spoor te zijn. Een Duitse kunstenares was, samen met Amerikaanse wetenschappers, en met gebruik van het DNA van nazaat Lieuwe van Gogh, van plan het oor van Vincent van Gogh te reconstrueren. Nou misten we dat oor, Vincent had het immers goeddeels zelf afgesneden, dus betrof het een eenvoudige zaak van rechtvaardigheid. Nou hadden in 1995 diezelfde collega’s van professor Joachim Sickbock al een levend oor op een muis getransplanteerd, maar dit was toch wel een sterk staaltje.
Ook dit zou een levend oor worden. Ik kon het amper geloven, dit was iets ongehoords, maar Albert had niets van een fantast. En natuurlijk hield ik er mijn mond over, het zou een dijk van een primeur worden.
Albert onderhield nauw contact met Diemut Strebe, de kunstenares. Op 31 mei vorig jaar kon hij het forse verhaal op publiceren. En wat gebeurde de dag daarvoor? Persconferentie tijdens een wetenschappelijk congres waarbij het oor werd getoond.. Natuurlijk had Albert de volgende dag verreweg het beste en het compleetste verhaal, maar de wereldprimeur was weg. Ik kan me niet herinneren dat hij iets van chagrijn toonde, hij koesterde zijn goede humeur nogal.
Ik mocht, en dat stelde ik erg op prijs, ook iets zeggen op de uitvaart. Ben er mee geëindigd dat ik vermoed dat het verdriet voor mij verdrongen zal worden door blijdschap en misschien wel een beetje trots. Dat ik deze zeldzaam authentieke man zo lang en van zo nabij heb meegemaakt.
De columns worden door uitgeverij Boom gebundeld, met commentaren. Marjolein en ik gaan zich daar nu mee bezig houden.

P.A.

28 maart 2015

IS

Waarom smeedt IS het ijzer niet nu het heet is? Vliegtuig te pletter in de Alpen, 150 doden. Voor een beetje doorgewinterde PR-functionaris van die club, en daar hebben ze er blijkens hun glossy’s een flink stel van, is het geen moeite copiloot Andreas Lubitz in een strijdvaardig getoonzette verklaring letterlijk de hemel in te prijzen. Dankzij hem siddert het ongelovige westen, hier heeft Allah weer orde op zaken gesteld. Dat niets erop wijst dat Lubitz anders dan uit persoonlijke waan heeft gehandeld is daarbij geen enkel bezwaar. In het strikte geheim, zonder ook maar een spoor achter te laten, heeft hij zijn opdracht vervuld. Hulde aan deze niet alleen dappere maar ook geniale rechterhand van Allah. Geen enkele moeite zo’n verklaring.
Hoe moeten de autoriteiten reageren? Ontkenning? Het zal maar deels helpen. De autoriteiten zijn toch al niet meer zo geloofwaardig. De twijfel en daarmee de angst is gezaaid. En dat is, begrijp ik, precies de bedoeling van IS. Ook al komt er een afscheidsbrief van Lubitz te voorschijn, ook al verklaren alle geheime diensten dat er geen spoor van verband te leggen is tussen de piloot en welk extremisme dan ook, het doel is bereikt. De ontkenningen zullen de twijfels alleen maar voeden. Hele volksstammen in het westen zullen IS wel geloven en de eigen overheden niet.
Wat weerhoudt ze? Waarheidsliefde? Dat lijkt me hun laatste probleem. Eigenlijk, diep in mij hart, denk ik dat de creativiteit van IS-strijders zich beperkt tot de manieren waarop je mensen van kant kunt maken. Dus dat ze er gewoon niet aan gedacht hebben. Zou het echt? Dan is het maar goed dat deze site in die contreien erg weinig wordt geraadpleegd.

P.A.

11 maart 2015

Exposities

Ook in Parijs worden de rijen steeds langer. Niet alleen voor de voedselbanken, maar vooral ook voor de tentoonstellingen. Heel erg mooi, die toenemende belangstelling voor kunst en aanverwante zaken, maar ondertussen dus. Eind vorig jaar stonden we een uur te wachten voor het Grand Palais voor een expo over Parijs rond 1900 toen ons de mededeling werd gedaan dat het nog wel anderhalf uur zou duren, maar als het een beetje tegenzat gingen ze dan net sluiten. Verbaasde ons wat: zo lang was die rij toch niet. Toen pas viel ons die andere rij op: even groot maar met mensen die op internet gereserveerd hadden. Zo’n digitale reservering helpt dus ook maar tot op zekere hoogte. De volgende dag naar Musée Marmottan gegaan waar een forse expositie was van onbekend werk van grote impressionisten. Zelfde laken een pak. Evenmin gezien. Maar onlangs waren we weer bij dat museum, dat erg veel Monets heeft. Daar kwamen we niet voor in eerste instantie, maar voor de tentoonstelling Naissance de l'intime. Was ik aanvankelijk nou niet zo enthousiast over, de intimiteit van de geboorte, ik zag het werk al voor me, maar ML wees me er op dat ik dat verkeerd begreep, het ging om de geboorte van de intimiteit. Aardig onderwerp wel. Nou was het ook best aardig, veel dames in bad door de eeuwen heen zal ik maar zeggen, en er stond geen rij. Maar wat een saaineuzen daar bij Marmottan. Prenten en schilderijen in chronologische volgorde opgeprikt, toelichtende teksten zonder kraak of smaak, zonder enige anecdote. Niet een werk centraal gesteld, niet iets in het zonnetje gezet. Daar heb je geen tentoonstellingmakers voor nodig maar boekhouders.
Het valt me wel meer op in Parijs: naast exposities waar het gewoon een rommeltje is, zoals de vaste collectie van Musée Carnavalet (stadsgeschiedenis), en het Politiemuseum, een structuurloze chaos, heerlijk dus, zijn ze of geweldig (de wisselexpositie in het stadhuis bijvoorbeeld, altijd verrassend), of van verbazend gebrek aan vindingrijkheid. Ben na een bezoek, vooruit, al weer jaren geleden, nooit meer naar het Musée de la Musique geweest nadat ik daar geconfronteerd werd met een zaal vol Stradivariussen zonder een geluidje te horen. Is het angst, is het formalisme? Ik denk dat het een soort hooghartige gewichtigdoenerij is. Nou hoeft niet alles lollig, zoals bij het Rijks waar de Rembrandt-tentoonstelling digitaal wordt begeleid door Jort Kelder en dat meisje van BNN omdat ze bang zijn dat we het anders niet leuk vinden. Maar een beetje scherpzinnige speelsheid, mag dat? Nou is dat wel een ingewikkelde combinatie hoor, Fransen en speelsheid, niets erger dan Franse komieken.
Ondertussen is het plezier van het Parijse Picasso-museum ook af. Was een klein gevarieerd museum, nisjes, onverwachte zaaltjes, alle gitaren-schilderijen van Picasso bij elkaar (kijk, dat is dan weer wel aardig) en gek genoeg nooit een rij. Is helemaal vernieuwd. Een plechtige tempel is het geworden.
Genoeg gemopper. Op naar Hutspot in de Van Woustraat, waar tot de 22e maart Hans van der Leeuw exposeert, Hans houdt deze website bij, maar is vooral een uitnemend portrettist. Gaat dat zien. Kleine juweeltjes. Bij Hutspot is het altijd een aangenaam gedoetje, en de koffie is er prima.
Website van Hans
Hutspot

P.A.

30 januari 2015

'Wegens omstandigheden'

Iedereen doet inmiddels zijn zegje over 'de kaping van het Journaal' gisteravond maar dat zal me toch niet weerhouden daar het mijne aan toe te voegen.
Het is het verhaal van enigszins verbijsterende sloomheid en navelstaarderij. Wil ik naar het Journaal kijken, zie ik Even geduld alstublieft. Met daaronder de mededeling dat er wegens omstandigheden vooralsnog geen Journaal komt. "He jongens, waarom is er geen Journaal? O, dat is wegens omstandigheden." Op het net bleek ik aangewezen op de sites nu.nl en geenstijl. Iets met een gewapende man. Ik begrijp best dat het lastig werken was, maar wie kan optikken dat er "wegens omstandigheden" geen journaal is, kan ook tikken dat dat er niet is "wegens gewapende man op de werkvloer". Door omstandigheden kennelijk even niet aan gedacht. Ondertussen meer dan een kwartier stilte. Maar al die journalisten die de studio uit moesten hebben toch een mobieltje op zak? Gauw collega’s gebeld toch? Lukte kennelijk ook niet.
Maar dan daarna. Om even over negenen kwam Ron Fresen in beeld die omstandig uitlegde dat het wel een erg sterk staaltje was dat hij bij ons in de huiskamer verscheen. "Vanuit Den Haag en via allerlei ingewikkelde wegen." En toen barstte het geweld pas echt los. De beelden ging de wereld over kraaide Fresen vol trots. Het woord collega’s viel in elke zin, die hadden zich laten kennen als dappere, nuchtere, koelbloedige figuren bij wie we in veilige handen zijn. We zagen, een keer of zeshonderd, een sullig typje met een soort pistool dat hij vasthield als een boodschappentas. Ook nooit opgericht werd verklaard. Nou geloof ik best dat de schrik je om het hart slaat als er een jongen met een wapen verschijnt, maar laten we wel wezen, dat is aan de orde van de dag. En dat zijn dan geen warrige jongetjes met een stropdasje maar gemaskerde figuren die hun slachtoffer het pistool tegen het hoofd houden. Alleen halen die zaken het Journaal nooit, te alledaags.
Toen ik om een uur of elf naar bed ging waren Twan Huys en Herman van der Zandt nog lang niet uitgepraat over de zaak en vanochtend bij het ontwaken bleek het Radiojournaal nog niets aan opwinding te hebben ingeboet.
Karl Marx zei, ik citeer maar even uit het hoofd, dat veel gebeurtenissen in de geschiedenis zich twee keer voordoen, een keer als drama en de tweede keer als komedie.
Ik ga zo maar eens naar de Dam om te demonstreren met een bordje Ik ben Twan Huys.

P.A.

8 januari 2015

Charlie Hebdo

Veel tekenaars reageerden meteen op de aanslag. Joep Bertrams maakte een geweldige plaat die hij gisteren toonde in De wereld draait door.

Over het algemeen trek ik me het nieuws, ook het tragische, niet zo erg aan. Ebola, schietpartijen in Amerika of in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn, ik verlies er mijn goede humeur niet bij. Ook de MH 17 had weinig invloed op me. Ik treur niet om mensen die ik niet ken, bovendien ontging de impact mij wat omdat ik die weken in Frankrijk was. Ik voel me er desondanks wel eens wat schuldig over, hoe zit het eigenlijk met mijn gevoelsleven?
Nou, dat is behoorlijk geprikkeld door Parijs. Ik ken die mensen van Charlie Hebdo evenmin, ik bewonderde Wolinski, de tekenaar die ook is vermoord.
Onvoorstelbaar is de moordaanslag genoemd. Punt is dat ik me er wel iets bij kan voorstellen. Althans, ik kan het niet nalaten het te proberen. Redactievergaderingen genoeg gehad. Bij Het Parool waren die niet zo heel erg opwindend, ik denk dat er bij Charlie Hebdo aanmerkelijk meer gelachen werd. En dan komen die mannen binnen. Zou iemand van de aanwezigen nog even gedacht hebben dat het hier een grap betrof? De humor in dit gezelschap ging nogal ver.
En dan schieten. Niet eens in het wild, de daders noemden de namen van de doelwitten eerst nog even. Tijd genoeg voor verbijstering en doodsangst. En verder schiet mijn inlevingsvermogen te kort, het is zo al misselijkmakend genoeg.
Dergelijke gebeurtenissen worden nog wel eens een keerpunt genoemd. Achteraf blijkt dat zelden het geval. Wat zou er nu moeten veranderen? Het zal neerkomen op meer van hetzelfde, meer beveiliging, meer debatten over de oorsprong en de aanpak van het fundamentalisme. Gisteren zei Nico Dijkshoorn in De wereld draait door dat de oplossing van de wetenschap moet komen. Bewijzen leveren dat god niet bestaat. Wel een sympathieke gedachte maar nogal naïef. Die bewijzen hebben zich al lang opgestapeld. Bovendien valt te vrezen dat de gewelddadige fundamentalisten de wetenschappelijke literatuur niet erg zorgvuldig bijhouden.
Voor vandaag eind van de middag stond er een borreltje in de agenda met oud-Paroolredacteuren. Ik heb de organisatoren voorgesteld die een paar uur uit te stellen, zodat we ons om zes uur eerst even kunnen aansluiten bij de steunbetuiging aan de slachtoffers en de nabestaanden om zes uur bij het Franse consulaat. De laatste keer dat ik aan zoiets meedeed was ruim tien jaar geleden, na de moord op Theo van Gogh. Toen moest ik me – niet redelijk – over iets heen zetten: ik vond het optreden van Van Gogh nogal afstotend. Nu hoef ik me nergens overheen te zetten. Dat het allemaal niet zo veel zin heeft maakt me niet uit.

P.A.

1 januari 2015

Hoedjes

Het aardige van het ouder worden is dat je je niet schaamt voor je vooroordelen. Dus zeg ik inmiddels openhartig dat mannen met hoedjes op erg zijn. Ik heb het niet over mannen die hoeden dragen vanwege koude oren of tegen de zon, maar mannen die een hoed opzetten met het oogmerk dat mensen denken, goh wat heeft die man een leuk hoedje op, zal hij zelf ook wel leuk zijn. Vrouwen met hoeden zijn trouwens wel leuk, maar mannen, allemaal aanstellers. Ik had nog een redelijk hoge pet op (onbedoelde woordspeling) van Ronald Plassterk maar toen hij zich in het openbaar vertoonde met een enorme hoed wist ik beter. Dat hij sindsdien zijn enige toch niet hoogst gevoelige ministeriële taak, de provinciale herindeling, niet eens van de grond kreeg zal wel toeval zijn.

Begin december waren we bij een optreden van Têtes Raides in Parijs. Aardige groep afgaand op Youtube, mooi repertoire, kalende frontman. Die man had nu dus een hoedje op. Dat ze een half uur te laat waren sprak toen eigenlijk al vanzelf, mannen met hoedjes op denken leuk genoeg te zijn om zich dat te kunnen permitteren. Het was een vreselijk optreden, een nieuw vooral erg luidruchtig programma, achter hen werden vloeistofdia’s en Monty Pythonachtige tekenfilmpjes geprojecteerd.
Heb nog even gekeken bij zangers die ik bewonder. Betrapt met een hoed op? Georges Brassens? Ik de verste verte geen hoed. Brel? Geen hoed te zien. Mouloudji? Evenmin. Jean Ferrat? Geen hoed te bekennen.

Peter Koelewijn zet wel eens een hoedje op. Harry Slinger vertoont zich uitsluitend met een geinig gevalletje op zijn hoofd. Ik geloof dat ik mijn punt gemaakt heb. Helaas trof ik temidden van honderd foto’s van de Belg Lieven Tavernier – ik ben geloof ik zijn enige fan in Nederland – twee foto’s aan met een hoed op. Onprettig. Nou ja, ook de voorbeoordelaar moet een klein beetje souplesse hanteren.

In zijn gedicht voor een vriendinnetje, Jaloerse kritiek pakt Gerard Reve, jong nog, een liefdesrivaal aan. Slotregel van iedere strofe: 'Hij is ten slotte toch jouw vlam, jouw grote ster,/ Maar kijk, hij draagt een hoed: dát gaat te ver.' Natuurlijk was dat vooral zelfspot, maar Reve had gewoon gelijk.

P.A.

11 november 2014

Stof tot nadenken

Je kunt je verbazen over die rare paniek in Amerika rond ebola, of over de onmacht van het stadsbestuur van de taxistandplaats bij het CS een acceptabele plek te maken. Je kunt het heel raar vinden dat de Rotterdamse politie niet weet hoe je heterdaad schrijft. Pas net stuitte ik op een tweet van ze, verzonden op 4 februari: ‘Vandaag een bericht verstuurd over aangehouden inbrekers. In het bericht staat 'heet ter daad'. Dit moet natuurlijk zijn 'op heterdaad'.' Nou ja, ze weten het dus wel...
Maar ik verbaasde me, het is niet anders, dit weekeinde vooral over de prijs van een blikje tomatenpuree. Acht cent bij Dirk van den Broek. Ja, de grote blikken zijn wat duurder, maar van tomatenpuree heb je altijd maar weinig nodig, het is op zich al merkwaardig dat die grotere blikken bestaan. Op het net vind ik een bericht dat Wouter Klootwijk zich al eens over die kwestie had ontfermd. Die was er achter gekomen dat in zo’n blikje maar liefst een kilo tomaten is geconcentreerd. Maakt de zaak nog interessanter. Klootwijk schijnt naar Italië te zijn afgereisd waar hij een pureefabriek bezocht. Zijn bevinding: Er wordt heel efficiënt gewerkt, het aanbod van tomaten is groot, met name van de lelijke maar smaakvolle variant die wordt gebruikt, door de enorme aantallen blikjes die worden verkocht is een kleine marge toch nog rendabel. Blijf toch benieuwd naar het exploitatieoverzicht van zo’n firma.
Iets vergelijkbaars: zure haring. Ook bij Dirk, potje van Ouwehand, één euro vijftig, zitten er drie in. En nog wat azijn en een uiteengevallen uiring. Aanbieding, maar desondanks. Dit onderwerp blijkt ter discussie te staan op een forum van het tv-programma Kassa. "Kan iemand mij uitleggen waarom ik voor 1 zoute haring dezelfde prijs moet betalen als voor een pot met 4 zure haringen?" vroeg Wimmi20. Daarna maakte men elkaar uit voor al wat lelijk is. Dagen gekrakeel. Niemand die het echt wist. Maar redelijk klonk: "Zure haring wordt buiten de paartijd (hom of kuit schieten) gevangen, de vangstperiode is langer en er zijn minder kosten mee gemoeid om deze snel op de markt te brengen. Dat hoeft immers niet, het conserveren is een ander proces en de haring kan een behoorlijke tijd in het zuur bewaard blijven."
En dan verbaasde ik me ook nog over het WC-papier met rode opdrukjes. Dat kan, achterom kijkend bij het doorspoelen, tot onaangename verwarring leiden. Beetje onbegrijpelijke keuze van de fabrikant. Vriend Hans van der Leeuw die mijn site verzorgt meent "uit het oogpunt van preventie" zelfs van "een gevaar voor de volksgezondheid" te kunnen spreken.
Kortom, een weekend dat stof tot nadenken bood.

P.A.

27 oktober 2014

De nacht van het goede leven (2)

Afgelopen nacht mocht ik twee uur chansons draaien in het radioprogramma Nacht van het goede leven van Adeline van Lier. Maar dat was leuk! Niet alleen Adeline is erg aardig, dat waren de regisseuse en de technica ook. Een vrouwenprogramma waar ik even langs mocht komen. En ik maar uitweiden over die liedjes. Nu wil ik in het café ook graag uitweiden, maar daar word ik met grote regelmaat onderbroken en een enkele keer zelfs tegengesproken. Daar was vannacht geen sprake van.

Fles witte wijn erbij, wat was het allemaal ontspannen. Slotlied in het programma: Litanie pour un retour van Barbara. Gedraaid om particuliere redenen die vannacht al wat minder urgent waren. De litanie was op ingewikkelde wijze al verhoord en heel voorzichtig wordt het retour voorbereid.

Adeline ga ik nog vaak tegenkomen. Haar programma wordt eind van dit jaar de nek omgedraaid, samen vormen we de redactie van een soort theatervariant, iedere zondagochtend in het Torpedotheater. De Zondag van het goede leven. Eerste Zondag: 9 november, vanaf half elf. Prettige intieme, harmonieuze, maar lang niet onnozele bijeenkomsten moeten het worden. Wisselende presentatoren. Een dichter leest voor, een debutant op welk gebied dan ook vertelt over haar ervaringen, een kleine expositie van een kunstenaar. Iemand draait vast drie nummers waarvan hij hoopt dat die op zijn uitvaart zullen klinken. Een mini-college nu en dan. Adeline put uit haar enorme audio-archief. Live muziek is er ook iedere week. En er is taart, er is witte wijn. Een soort feestelijke seculiere kerkdienst. Meer informatie en reserveren via de site van het Torpedotheater.

De twee uur chansons van afgelopen nacht zijn hier alsnog te beluisteren.

P.A.

20 oktober 2014

De nacht van het goede leven

Barbara

Aan De nacht van het goede leven, dat wekelijkse, aardige, ontspannen radioprogramma (Radio 1) van Adeline van Lier komt in december een einde. Een te oud publiek, te goed verzorgd en daarom misschien te duur voor de nacht, wie zal het zeggen. Ik zal niet meteen op de proppen komen met dat alles van waarde weerloos is en zo, te beladen woorden, maar onnozel en spijtig is het wel.
Op de valreep mag ik iets heel leuks doen in het programma: chansons draaien. In de nacht van 26 op 27 oktober - zondag op maandag - , om twee uur, en dan een uur lang, of langer als ik de aandacht van Adeline weet vast te houden. Ik heb een stuk of twintig liedjes geselecteerd. Bekende nummers als Parlez moi d’amour in een minder bekende uitvoering. Wordt veelal gezien als een ultiem liefdeslied wat het niet is. "Ik hou van je. Je weet best dat ik er uiteindelijk niets van geloof, maar desondanks wil ik die woorden nog eens horen."
Een lied gezongen door Nico Knapper, gekend als televisieregisseur, tachtig inmiddels en nog regelmatig optredend met zijn gitaar. En Il suffirait de presque rien van Serge Reggiani.
Over de onmogelijke liefde tussen een meisje van twintig en een oudere man. Zij in de lente, hij in de winter. "Als ik zoals jij twintig was zou ik je onder beloften bedelven. Denk je eens in straks, jij naast een clown die zijn laatste ronde in de piste maakt." Ik draai ook de versie van Wim Sonneveld, helemaal niet belabberd maar met de geborneerde woorden: "Er zal vast wel een ander zijn, met minder hart en minder brein, wiens jeugd ik heus wel zal benijden." Dat was nou net niet de boodschap van Reggiani.
Recentere liedjes van Mouron, Zaz en van Service Public, een band bestaand uit metro-personeel die uitsluitend liedjes brengt waar de metro in voorkomt.
En ik eindig, om erg particuliere redenen, met Litanie pour un retour. Van Jacques Brel, maar dan gezongen door Barbara. Want dat is een betere uitvoering. En heel kort, één minuut en dertien seconden. Acht stoten op de accordeon. Ik heb de luisteraars – hoeveel zullen het er zijn? – dan lang genoeg op de proef gesteld. Maar wat is het mooi...

P.A.

12 oktober 2014

Wouter Gortzak 1931-2014

Foto: Marcel Antonisse/Anefo

Het is alweer tien dagen geleden dat we op de Nieuwe Ooster bijeen waren voor de crematie van Wouter Gortzak. De zachtaardige, erudiete Wouter is doorslaggevend geweest in mijn leven. Hij vroeg mij bij Het Parool te komen werken.
Na zijn vertrek zag ik hem nog incidenteel, dat waren ontspannen ontmoetingen. Ook die crematie was ontspannen. Muziek, liedjes van ondermeer Pete Seeger en Yves Montand. Naar hedendaagse begrippen was hij niet stokoud, 83, maar hij was ziek en had er wel genoeg van.
Natuurlijk werden zijn verdiensten gememoreerd, bij De Groene Amsterdammer, de Wiardi Beckman Stichting, in Tweede Kamer voor de PvdA en in de gecompliceerde politieke verhoudingen in de Bijlmermeer.
Kees Tamboer, jaren zijn adjunct, vertelde over de Parooltijd: hoe hij enthousiast werd binnengehaald, maar al heel snel van doen kreeg met onafzienbare bezuinigingen, opgelegd door een hem niet welgezinde directie, hoe hij al snel doorhad dat de krant zich op Amsterdam moest concentreren en hoe een deel van de redactie zich mede daarom tegen hem keerde. En ondertussen daalde de oplage maar. Het was een harde tijd voor hem, in 1997 zei Wouter terugkijkend: "Toen ik bij Het Parool kwam, had ik een voortreffelijke reputatie, toen ik er wegging was ik een dweil, was ik niets, een idioot. In het circuit, laten we maar zeggen, was mijn reputatie volkomen naar de sodemieter. Daar leer je wel van incasseren, hoor. Sindsdien kan ik overal tegen."

Erg aardig waren de persoonlijke herinneringen die de jongere broers Ruud en Henk Jan vertelden. In de oorlog aten Ruud en Wouter samen een paar wortelen. Wouter zei tegen Ruud dat hij dat heel voorzichtig moest doen: de kern van die penen was giftig. Ruud knabbelde ze zorgvuldig af, de zachtroze binnenkanten opzij leggend. Tot zijn verbazing stopte Wouter die in een keer in zijn mond. Ruud geschrokken: "Maar dat is giftig!" "Nee", zei Wouter, “dat geldt alleen voor jongens onder de tien, ik ben al elf."
Hun vader Henk, actief in de CPN, ondermeer als Kamerlid, werd uiteraard nogal eens gebeld. Wouter nam de telefoon op. "Meneer, mijn vader is een mythische figuur, wij horen over hem, wij lezen over hem maar wij zien hem nooit."
Aan Wouters ziekbed hieven de broers gezamenlijk nog wel eens de Stalin-cantate aan. Op zijn communistische verleden kon Wouter met enige ironie terugkijken.
Na de toespraken werd het, zoals gebruikelijk, erg gezellig bij de koffie en de broodjes. Het digitale blad van oud-Paroolredacteuren kwam met een extra-editie uit. Die is hier te zien, ik mocht er ook een bijdrage aan leveren.

P.A.

18 september 2014

De Mist in

Voor 'De mist in', zie elders op deze site, kon ik ook ruim putten uit een forse stapel eigen tegenslagen. Aan deze dacht ik pas toen het boekje al in kannen en kruiken was. De onderwijs- en wetenschapsredactie van Het Parool waar ik een paar jaar deel van uitmaakte publiceerde wekelijks een agenda met promoties aan de Amsterdamse universiteiten. Bij haast verzamelde ik die telefonisch, en zo hoorde ik ergens in de loop van 1989 dat Willibrord de Graaf promoveerde op de dissertatie 'De saaiheid bij uitnemendheid'. Plichtsgetrouw zette ik dat in de krant, een dag later nam ik contact op met De Graaf. Intrigerende titel toch, wat een zelfspot, waar ging dat proefschrift over, misschien zat er wel een aardig stukje in. Dat stukje zat er zeker in zei De Graaf, maar hij moest me even melden dat hij pijnlijk was getroffen door die aankondiging in de krant. Zijn boek heette ‘De zaaitijd bij uitnemendheid’ en behandelde initiatieven om de opgroeiende jeugd tussen 1900 en 1940 verantwoord te begeleiden. Mijn hartje ging er niet meteen sneller van kloppen maar alleen al beleefdheidshalve heb ik er toch maar een stukje aan gewijd. Uiteindelijk is maar heel weinig echt saai...
Waar ik ook (te laat) aan dacht: de gevolgen van de autocorrectie in Microsoft Word. Nou tik ik nogal slordig dus ik word daar vaker mee geconfronteerd dan een ander. Als ik de naam Carmiggelt probeer op te tikken verandert Word dat nogal eens in ‘Kermisgeld’. Ik weet nog dat ik een keer gebeld werd door bureauredacteur Theo van Rhijn: “Zeg Paul, heet die man echt Wielklem?” Nee, zo heette hij niet, de man die ik had gesproken heette Wilkens of zo, in ieder geval een onacceptabele naam voor Word.
Van de week tikte ik het woord ‘keukengodje’ op. Je kunt je afvragen waarom iemand die behoefte heeft, het ging om een citaat van Nel Hoenderdos die tijdens haar jeugd op de Wallen veel plezier had gehad bij het Legers des Heils waar god werd behandeld als een gezellig ‘huis-, tuin- en keukengodje.’ Dit allemaal in verband met een boek waar ik bij betrokken ben over de geschiedenis van de Amsterdamse Wallen. Dat keukengodje werd beukennootje.

P.A.

7 juli 2014

Havank

De speld

Het is alweer een paar weken geleden dat ik de speld kreeg, maar dat is geen reden het niet even te melden. Want het is wel een ontzettend sympathieke speld. Een piepklein Havankje, althans, een Schaduwtje, de hoofdfiguur van Havank, naar het ontwerp dat Dick Bruna maakte voor de omslagen van de detectives.

En ik kreeg hem omdat ik benoemd ben tot ‘Vriend van het Jaar’ 2014 van de Stichting Mateor waarin de Havank- liefhebbers zich hebben verenigd , genoemd naar een van de Havank-boeken. Voorgangers ondermeer: vormgever Dick Bruna, Pieter Terpstra en Thomas Ross die beide eigen ‘Havanks’ schreven, Daan Jippes die Havank verstripte en Sjef Passage die een biografie schreef over Hans van der Kallen zoals Havank in het echt heette. Kan ik de ‘schaduw’ staan van deze eerderde Vrienden? Nou nee. Maar het is niet anders, de belangstelling voor Havank is tanende en daarmee het aantal potentiële Vrienden. Ik lijd daar overigens niet onder. Ik kreeg de onderscheiding omdat ik in mijn boekje over Cagnes-sur-Mer nogal wat aandacht besteedde aan Havank en hem ook naar voren bracht in een paar Paroolstukken. Ik zie het maar als een aanmoedigingsprijs zei ik in mijn dankwoordje.

Het is een prettig, hartelijk, curieus gezelschap dat die stichting Mateor vormt. Ze geven een eigen blad uit, jaarlijks komen de leden bijeen in Leeuwarden, waar Havank honderdtien jaar geleden werd geboren en op de kop af vijftig jaar geleden stierf. Op zo’n toog-weekend worden enkele inleidingen gehouden, twee minuten stilte betracht bij Havanks graf, er wordt er een genoeglijk glas gedronken en warm gegeten en de Vriend wordt in het zonnetje gezet. Dat gebeurde in De Ossekop, café in het miniatuur hoerenbuurtje van deze heel aangename stad. En wat voor café. Meer dan een eeuw oud, ‘zonder fratsen en ruzie,’ fooien worden er geweigerd. De sfeer van De Engelse Reet maar wel een stuk groter. Een oase.

Klik hier voor het café en vooral ook hier voor de Stichting Mateor. En in Leeuwarden komen we gauw weer terug.

P.A.

11 juni 2014

Bob Scholte

Foto: Sjaak Roodenburg

Gisteren ontmoette ik een groepje aangename freaks dat de belangstelling voor het minder recente Nederlandse lied wat wil aanwakkeren. Dat komt wel in orde want dit zijn geen lieden die de zaken graag op hun beloop laten. Zijdelings ter sprake: zanger Bob Scholte (1902-1983). Aanleiding: Sjaak Roodenburg, een van die enthousiastelingen, was op Zorgvlied gestuit op het graf van Scholte. Daar stond een bordje bij: als nabestaanden zich niet melden, en dokken mogen we aannemen, wordt het graf over vier jaar geruimd.
Dat is roepen in de woestijn, want Scholte heeft geen nabestaanden. Zijn hele gezin en zijn hele familie zijn in Auschwitz vermoord.

Bob Scholte was voor en na de oorlog een gevierd zanger, de Avro maakte goede sier met hem. Juist in deze weken duikt zijn naam wel eens op want hij zong een cover van het nummer We gaan naar Rome over het WK voetbal in 1934. En een beetje beschaafd mens kent wel zijn lied over het eerste vriendinnetje dat je nooit vergeet. Breng eens een zonnetje onder de mensen, een evergreen. Zelf ben ik nogal dol op een strofe uit Kom aan mijn hart Marietje: ‘Kom aan mijn hart Marietje, kindje ik vind jou zo mooi. Zelfs mijn kanariepietje roept om jou in zijn kooi.’ Goed, langer dan een uur naar Bob Scholte luisteren valt nu niet meer mee, maar langer dan een uur Vondel lezen is ook geen pretje dus dat zegt niet zo veel.
Dat graf dus. Het groepje gedrevenen oriënteerde zich wat. Informeel, ze hebben nogal wat kennissen bij diverse instellingen. Hun voorlopige conclusie: Zorgvlied zegt de graven van de grote Nederlanders te koesteren maar rekent daar Scholte kennelijk niet onder. Het Theaterinstituut ziet hier geen taak voor zichzelf, het Joods Historisch Museum kan zich niet over ieder graf van een Jood ontfermen en de Avro toont zich graag als een jonge frisse omroep dus daar staat ze ook niet te popelen.

Inmiddels heb ik bij Het Parool minder te vertellen dan ooit, maar ik heb de oud-collega’s maar even op deze kwestie geattendeerd.

Tenslotte: Geen nabestaanden? Iemand zal zich in 1983 toch wel over de spulletjes van Scholte hebben ontfermd? Dat klopt. Zo was er een zegelring met de initialen B.S. Dat werd meteen een prijs, de Bob Scholte-ring. Die ging naar Benny Neyman. Zoals in theaterkringen wel meer voorkomt mag de houder van de ring die overdragen aan een artiest van eigen keus. Neyman gaf hem in 1986 door aan Harry Slinger, Slinger droeg hem in 1988 weer over aan Gerard Cox. Wikipedia daar over: ‘Hierna bleef de prijs tot 2000 in handen van Cox, omdat de oorspronkelijke organisatie achter de prijs onvindbaar bleek. Halverwege de jaren 90 nam Cox contact op met stichting Conamus of zij interesse hadden de prijs over te nemen, maar zij waren niet geïnteresseerd. Uiteindelijk kreeg Cox in 2000 medewerking van Jacques Klöters om in het televisieprogramma Andermans Veren de prijs door te geven aan Paskal Jakobsen van de popgroep BLØF.’ En kennelijk, maar dat is mijn conclusie, heeft Jakobsen nog niemand aangetroffen die goed genoeg zingt voor de Bob Scholte-ring. Hoe dan ook, met het graf dreigt hetzelfde te gebeuren als met de ring: men zit er mee in zijn maag.

P.A.

5 juni 2014

Afscheid

Foto: Rink Hof/ Het Parool
Mijn leven valt in twee delen uiteen: de periode dat ik de Andreaspenning nog niet had en die waarin ik hem wel heb. Ik kreeg hem op 28 mei, bij mijn afscheid van Het Parool. De penning bestaat sinds 2012 lees ik in een stukje van Malika Sevil in Het Parool en wordt uitgereikt vanwege ‘grote prestaties voor Amsterdam.’ Jammer genoeg staat dat niet op de bijgeleverde oorkonde. Daarop is sprake van ‘grote inzet’. Wat toch, laten we er geen doekjes om winden, iets heel anders is.
Overigens vind ik het wel hartstikke leuk dat ik hem kreeg. Daar stond burgemeester Eberhard van der Laan plotseling op het spreekgestoelte in het Persmuseum om mij lof toe te zwaaien. Met een tekst waarin ik de hand herkende van Peter Paul de Baar, hoofdredacteur van Ons Amsterdam, maar dat maakt het natuurlijk niet minder welgemeend.

En hij bleef zich nog geruime tijd met de aanwezigen vermaken. Hij is niet alleen een goede burgemeester, ik vind hem ook erg aardig. Dat hij de penning zelf vergeten was, of kwijt was, gaf helemaal niks. Twee dagen later werd hij bezorgd door de chauffeur die zich voorstelde als Gerrtit Rietveld. ‘Wat leuk dat u zo heet’, zei ik hem. Ik bleek het verkeerd verstaan te hebben. Hij heet Edward Rietveld.

Aldje Bertrams was spreekstalmeester, er kwamen mooie woorden van Joep Bertrams, Albert de Lange en Carel Helder. Carel, coördinator van het Torpedo Theater, opvolger van het Parool Theater, droeg een paneel van de lichtbak van het Parool Theater via mij over aan het museum. De collega’s kwamen met een erg sympathiek gelegenheidskrantje.

Zoon Lucas vatte later het gebodene samen: ‘Het ging weer gewoon over drank en vrouwen.’ Dat is wat al te bondig. Om dat te bewijzen zou ik de praatjes op deze site kunnen zetten, maar zelfs mijn ijdelheid heeft grenzen. Maar ik zorg wel dat ik ze digitaal heb, wie belangstelling heeft laat het maar weten.

P.A.

6 mei 2014

Suriname

Suriname is een merkwaardig land waar ik me wel eens wat verder in wil verdiepen, maar het is in ieder geval wel een land van poëzie. Toen ik er drie jaar geleden was sprak ik een oude suppoost van het tot museum omgebouwde Fort Zeelandia. Vanuit zijn hokje had hij uitzicht op het beeld van de jonge Wilhelmina. En hij vertelde, zachtjes, met een vertederd lachje, dat het zo mooi was: er zat altijd een vogeltje op het hoofd van Wilhelmina. ‘En weet je, het is altijd een ander vogeltje.’ Hij werd daar gelukkig van. Vorige week was ik er met ML. We gingen naar de markt waar vruchten ‘per hoopje’ werden verkocht. Inderdaad lagen daar hoopjes Surinaamse kersen en ander fruit. Soms werd het ook afgekort: P.H.

In Suriname is het rookbeleid stringenter dan in Nederland. Formeel althans, alles wat op papier te regelen valt wordt ook geregeld in Suriname, de naleving is een andere kwestie. Ook op terrassen mag roken niet meer. Komen we een terras op met een afdak. Mogen we hier roken, vroegen we. De baas: ‘Waar je de hemel kunt zien mag je roken.’ Aan de randen dus.

Wevervogel Wevervogel
ML bracht me naar de enorme tuin Para Flor, waar Lydia Hermelijn, de zuster van de nationale dichter Dobru, vooral inheemse planten verzamelt. Een enig mens dat ook vertelde over de wevervogels die daar rondvliegen. Het mannetje-wevervogel bouwt een mooi hangend nest. Dan gaat hij een vrouwtje lokken. Dat vrouwtje gaat dat nest dan testen. Beetje mee slingeren, er in hakken, kijken of de boel redelijk is opgebouwd. En dan besluit ze: gaan of blijven. Als het vrouwtje vertrekt probeert het mannetje niet een minder kritisch typje aan de haak te slaan, nee, hij vernielt zijn eigen nest en begint opnieuw. Arme donder. Ik wilde daar een opvanghuis openen voor depressieve wevervogelmannetjes. ML doet niet mee. Die voelt meer voor een stichting ter verspreiding van het gedachtengoed van wevervogelvrouwtjes.

P.A.

26 maart 2014

Gent

In Gent liepen we zaterdag acteur Bert Luppes tegen het lijf. Heel erg goed ken ik hem niet, wat jammer is want hij is een zeldzaam aardige en attente man, en zo nodigde hij ons uit voor 'zijn' Cyrano in de Minard Schouwburg. Nou was die voorstelling me helemaal ontgaan, er ontgaat me wel meer op dat gebied, maar het was een intrigerende en vooral door zíjn spel meeslepende uitvoering. Maandag en dinsdag verschenen er enthousiaste kritieken in de NRC en Het Parool, het stuk was, helaas maar twee dagen, deze week in Frascati te zien.
Gent, stad waar zanger Lieven Tavernier opgroeide, hij zingt er prettige liedjes over, nu en dan nogal melancholiek.
Luister naar 'Johnny en Alice'.
We gingen er heen voor de presentatie van Hotelmens, een bundel stukken van Joseph Roth (1894-1939), samengesteld door Els Snick, hartstochtelijk pleitbezorger van de schrijver/journalist. Vorig jaar waren we nog in Oostende toen daar haar dissertatie over Roth in Nederland en België verscheen. Ze staat ook aan de basis van de Nederlands/Vlaamse sectie van het Rothgenootschap.
Zoals Roth – door germanist Jerker Spits treffend omschreven als 'boos en bezopen' - niet graag bij vrienden op bezoek ging omdat daar de drank op kan raken, woonde hij ook het liefst in hotels. 'Huizen zijn er om in te sterven,' zei hij tegen zijn vriend Anton van Duinkerken. Hoofdmoot van Hotelmens is een serie die hij in 1929 voor de Frankfurter Zeitung schreef. Daarin portretteert hij verschillende personeelsleden van Hotel Beauvau in Marseille (bestaat nog steeds): de portier, de oude kelner, de kok, de patron en Madame Annette die als kamermeisje Mademoiselle Annette heette maar een klein beetje carrière had gemaakt en nu informeel cheffin was van de andere kamermeisjes. Haar loopbaan was begonnen bij particulieren, maar 'ze vond het (niet ten onrechte) aangenamer om in de loop van de ochtend twintig kamers van vreemde en steeds wisselende bewoners schoon te maken dan slechts acht of tien kamers van honkvaste mensen bij wie ze kost en inwoning moest verdienen. Ze ontving liever fooien, door gasten na vertrek als een soort belasting achtergelaten, dan kerstcadeaus die haar in december feestelijk door de vrouw des huizes werden gegeven en in april, zelfs nog met Pasen, werden aangewreven.'
Heel fijn boek, prima bijeenkomst. Maandag terug. Vraag aan de buschauffeur: 'Gaat u naar Station Sint Pieter?' Chauffeur: 'Nee, daarvoor moet u op de Heuvel zijn, verderop.' Ik: 'Voorbij dat plein?' Chauffeur: 'Nee, verder, veel verder.' Ik: 'Dus eigenlijk zou ik daar de bus voor moeten nemen?' Chauffeur: 'Eigenlijk wel ja, maar nu moet ik verder hoor. Tot ziens.'

P.A.

6 maart 2014

La Maison Rouge

Afgelopen twee weken heb ik wat gesprekken gevoerd over mijn toekomst: ik wil nog wel stukjes kwijt na mijn pensionering bij Het Parool. Er komt wel wat uit denk ik.
Ondertussen met ML naar Parijs geweest, onbekommerd slenteren, en ook een museum bezocht waar ik nooit van had gehoord: La Maison Rouge aan de Seine, Boulevard de Bastille. Klein, licht, evenwichtig, erg prettig daar. ML wilde erheen vanwege de beeldhouwster Berlinde De Bruyckere die er exposeert in combinatie met de in 2009 overleden schilder/tekenaar Philippe Vandenberg – ja, met ML betreed ik de wereld van de hedendaagse kunst en het bevalt warempel – maar opvallend was ook een tentoonstelling samengesteld door een kunstenaar en een historicus rond de psychiatrische inrichting in Picauville, niet ver van Cherbourg. Het 'hôpital psychiatrique' functioneerde van de jaren dertig tot begin jaren tachtig. De samenstellers kregen de beschikking over het hele archief, niet alleen dossiers en dergelijke maar filmpjes en foto's van het dagelijks leven daar, van uitstapjes en dergelijke. Het levert een intieme tentoonstelling op – misschien iets te zonnig – met aardige vondsten als een fotogalerij van van alles dat ze hebben aangetroffen in de verder verlaten gebouwen: van een projector tot het restant van een brief aan president Mitterand die de patiënt kennelijk niet had afgemaakt. En een complete kaartenbak met inhoud, slordig, slordig.
Over musea gesproken: dinsdag sprak ik J. Alleen een voorletter, hij wil niet graag in de aandacht komen. J is een van de initiatiefnemers van het kleine prostitutiemuseum dat onlangs is geopend. J: 'Door alle publiciteit is het museumpje nogal een succes. Regelmatig ben ik er, alleen al om de kassa te legen en dat geld naar de bank te brengen. Dat zijn toch wel aardige bedragen, dus bij de bank willen ze weten waar dat geld vandaan komt. Dan leg ik uit, een museum, op de Wallen. En dan zie ik die man kijken: Ja, ja.... een museum....'

P.A.

18 februari 2014

Pensionado

En toen was ik plotsklaps pensionado. De pensionado, heb het even opgezocht, onderscheidt zich van de gepensioneerde omdat die 'volop van zijn of haar pensioen geniet'. Eerlijk gezegd is dat nog even afwachten. Mijn mailboxen lopen vol met aardige uitnodigingen, prima tips, ga maar door, en ik kan er weinig meer mee. Vandaag verschijnt mijn wekelijks pagina Amsterdamse geschiedenis in Het Parool voor het laatst. Het voelt ontheemd.

Eigenlijk ga ik pas 28 mei met pensioen, maar ik bleek nog een zee aan vrije dagen te hebben en mijn hoofdredactie vond het een erg onprettige gedachte die allemaal uit te moeten betalen. Verplicht opnemen dus.

Ik had die pagina nog best een paar jaar willen voortzetten. Daar hebben mijn bovengestelden een paar maanden over moeten nadenken, maar de conclusie is: nee. Reden: geld. Nou was ik bereid die pagina voor een habbekrats te maken, had ik hem dan gratis moeten aanbieden? Dan werden de grenzen van mijn zelfrespect wel erg overschreden. Ik wil van alles voor niks doen, maar niet voor een winstmakende uitgever als De Persgroep.

Ik ga me niet vervelen. Er zijn nieuwe boeken in de maak, ik ben betrokken bij een heel aardig muziekproject rond de Zuiderzee. De Persmus floreert. Maar toch, iets met een zekere regelmaat zou toch wel prettig zijn. Ik ga me de komende weken maar eens oriënteren.

P.A.

5 februari 2014

Waar de mimosa bloeit

Een paar weken geleden besprak Ronald Ockhuysen mijn boekje over Cagnes, Waar de mimosa bloeit, in Het Parool. Hij vond het een heel leuk boekje. 'Paul Arnoldussen heeft in het karakter van de Nederlandse kolonie aan de Cote d'Azur in kaart gebracht. Dat doet hij op aangename wijze: Arnoldussen is geen man van uitroeptekens en grote beweringen, maar van anekdotes en fijne wetenswaardigheden.

De liefde van de auteur voor het kunstenaarsdorp zit diep. In zijn inleiding haalt hij een herinnering op aan een bezoek aan Cagnes in 1955. ‘In een zinderende hitte liepen mijn moeder, mijn broer en ik door het dorp en ik zag de ruwstenen huizen. Ik realiseerde me dat er lang voor mijn geboorte al mensen hadden gewoond, mijn eerste historische sensatie.''

'Het aanstekelijke aan Waar de mimosa bloeit is het vermogen van Arnoldussen - 64 jaar inmiddels - om nog altijd met diezelfde verwondering rond te kijken.' En Ockhuysen eindigt: 'In de jaren vijftig, is het dorp niet meer op zijn voordeligst, vanwege de vele dagjesmensen die er op zoek zijn naar het zogenaamd authentieke kunstenaarsleven. Het typeert Arnoldussen dat hij de minder vrolijke tijd met dezelfde compassie en hetzelfde gevoel voor details schetst. Wie Waar de mimosa bloeit leest, krijgt ongelooflijk veel zin in een gestolen week op een terras met uitzicht op zee. Het glaasje wijn en het dagmenu zijn al besteld.'

Dit kan natuurlijk helemaal niet. Het Parool is de krant waar ik voor werk, en daarin zal geen vernietigende recensie van een boek van mij verschijnen. Een positieve is dus verdacht. Daarbij: ik ben nogal op Ronald gesteld en hij ook op mij heb ik de indruk, dus dat is helemaal suspect. Jarenlang had ik in de krant een rubriek over journalistiek fatsoen en onfatsoen. Met deze recensie had ik wel raad geweten. Maar die rubriek heb ik allang niet meer en om een of andere reden wil de ergernis over dit stukje maar niet opkomen.

P.A.

7 december 2013

Frits Visser

Vorige week hebben we vriend Frits Visser begraven. Enorm charmant was hij, en gezegend met het talent te genieten. Ook de laatste twee jaar, toen hij ziek was. Zijn ontspannen nuchterheid tegenover de komende dood was verhelderend en leerzaam. "Na een moeizame strijd? Doe me een lol zeg."

Hij was acteur, programmaleider van Stad Radio Amsterdam, ook een van de initiatiefnemers van Gay & Lesbian Switchboard, een forum voor onderlinge hulp van homo's.

Toen ik hem keerde kennen zat de vaart niet echt meer in zijn carrière, maar hij was de laatste die daarover somberde. Zelden heb ik iemand zo genoeglijk en zo enthousiast zo verdomd weinig zien uitvoeren. Nee, nu doe ik hem onrecht, hij was een hartelijke en vindingrijke gastheer bij het Parool Theater. En een groots verhalenverteller.

Hoogtepuntje: hoe hij twee dagen van tevoren werd ingeschakeld om in Smallingerland de hoofdrol te spelen in 'De Sultan en de Goochelaar'. Probleem was dat niemand de tekst van zijn rol kon leveren. De voorstelling werd tot een goed eind gebracht door een ingeving van een collega bij het begin van de uitvoering. Het jonge publiek kreeg te horen dat de sultan door verdriet met stomheid was geslagen.

Voor theatrale uitingen met therapeutische waarde kon je ook bij hem terecht. Hij bood een cursus 'Oceanscreaming' aan. Stortten de cursisten buitengewoon luidruchtig hun hart uit tegen de zee op het strand van Bergen.

Hij begon aan een biografie van Nico Engelschman, onder de naam Bob Angelo een gevierd homoactivist. Niet voltooid. Dat kwam niet alleen door die ziekte. Hij vond Engelschman bij nader inzien maar een saaineus, wat moest hij nou met die man? Wat ik ervan gelezen heb was prima.

Mensen sterven zoals ze geleefd hebben en als het goed is is de begrafenis ook in die geest. Het was goed, het was een prettige, enigszins lichtvoetige bijeenkomst. Je hoort wel eens verhalen over mensen die elkaar bij een begrafenis ontmoeten en dat er dan iets heel moois uit voortkomt. De begrafenis van Frits lijkt me daarvoor ideaal. Slotzinnen van het prachtige 'Later' van Simon Carmiggelt: ‘En als onze aardse last met de wereld gaat vergroeien, zal uit jou een bloempje bloeien. Een viooltje, dat staat vast.’

P.A.

25 oktober 2013

C.

Afgelopen zondag sloot de inzendtermijn voor bijdragen aan het tijdelijke filiaal van het Museum van Verbroken Relaties, binnenkort in de Amsterdamse Oude Kerk. Ik had een stukje gemaakt over C. Maar zo’n goed stukje was het niet en daarbij, wie doe ik er een genoegen mee? Zo lossen problemen zichzelf op.

Een van de attracties van C. was dat ze niet alleen het hele repertoire van Dusty Springfield zong, maar ook een onafzienbare reeks Franse chansons. Daarmee vrolijkte ze de autoritten naar haar huisje in de Bourgogne behoorlijk op. Eén daarvan: ‘Je me suis fait tout petit’ van Georges Brassens. Over het algemeen moest Brassens het niet van zijn wijsjes hebben, maar dit klonk erg prettig. Ik zocht van de week even op Youtube en vond al snel een aardige opname uit 1967.
Prachtige man, overtuigende stem en dat lachje aan het eind is innemend.

Wat ik ook vond: een versie gezongen door Zaz. Zaz is niet tot hier doorgedrongen, maar in Frankrijk nogal populair en, zo weet ik inmiddels, half Servië loopt voor haar uit. Ze zong het lied, met een fantastische gelegenheidsband, twee jaar geleden. Kijk, luister, het plezier spat er van af.

P.A.

14 oktober 2013

Afschieten

Ik wil het best geloven hoor, dat die ganzen dood moeten omdat er anders vliegtuigen verongelukken. En dat runderen en paarden bij de Oostvaardersplassen en herten in de Waterleidingduinen moeten worden ‘afgeschoten’ omdat hen anders komende winter een ellendige hongerdood wacht. En dat daar dus jagers voor moeten worden ingeschakeld.

Maar dan wil ik ook ernstig gedeprimeerde figuren zien. Mensen die hun bloedige taak met een bezwaard gemoed volvoeren, die lijden onder hun harde maar nou eenmaal noodzakelijke opdracht, voor wie psychologische begeleidingsteams worden gevormd opdat ze na hun weerzinwekkend werk toch nog enig perspectief in hun leven behouden.

Maar die zie ik helemaal niet, ik zie opgeruimde figuren die fluitend naar hun werk gaan. Om maar te zwijgen van die types die rare Duitse broeken aantrekken, een veertje op hun belachelijke hoedje zetten, op een toeter blazen en honden om zich heen verzamelen.  En dan met z’n allen beesten gaan doodschieten. Ook zij zeggen zich te beschouwen al natuurbeheerders. Ja, m’n neus. Ze vinden het lekker om dood te schieten, dat is hun hobby. Ingewikkelder is het niet.

P.A.

9 september 2013

Sierk Plantinga

Vrijdag dronken we een glas op Sierk Plantinga, archivaris bij het Nationaal Archief. Hij gaat met pensioen. Dat is erg jammer voor de wetenschap en de journalistiek. Sierks arbeidzame leven was één groot pleidooi voor openbaarheid. Hij begreep ten diepste waar een archief voor is: om er interessante dingen uit te halen, ook als dat de boven ons gestelden minder aangenaam is. Hem werd een fors liber amicorum aangeboden, waar ik een stukje over zal schrijven in de Persmus. Overigens ben ik ervan overtuigd dat hij zijn tips zal blijven geven en gezellig blijft hij ook ongetwijfeld.

Tijdens het samenzijn raakte ik aan de praat met een paar mensen van het Niod, Oorlogsdocumentatie dus, het gesprek kwam op Loe de Jong. Volgend jaar is zijn honderdste geboortedag en daar wordt het een en ander aan gedaan. De betekenis van Loe de Jong is later nog wel een gerelativeerd, maar op dat instituut is de waardering voor de geschiedschrijver nog algemeen.

Niet dat ze hem aardig vonden of zo, dat niet nee, maar imposant is zijn werk geweest. René Kok en David Barnouw waren eenstemmig in hun ergernis over wat De Jong later vaak voor de voeten is geworpen: dat hij zo dacht in goed en fout. Dat is helemaal niet zo vinden ze, en inderdaad, je hoeft niet eens zoveel pagina’s in die pakweg 25 banden te lezen om te zien dat dat in ieder geval reuze meevalt. David dacht dat het verwijt een gevolg was van de tv-serie De Bezetting waar hij nauw bij betrokken was. Daarin wilde hij geen NSB'ers aan het woord laten. Ook bij een remake van die reeks volhardde hij daarin. Desondanks: Toen ik hem aan de vooravond van de uitzending van het eerste deel daarover een vraag stelde keek hij me aan alsof ik persoonlijk Mussert nog had toegejuicht bij de grote toogdag in Bennekom.

René had een goed verhaal: wanneer er weer een nieuw deel van zijn geschiedschrijving was verschenen werden de personeelsleden een voor een in de kamer van De Jong genood. Daar had hij twee stapels liggen van de nieuwe publicatie: een met de wetenschappelijke, de andere met de populaire editie. René: 'Dan kreeg je een exemplaar aangeboden. En afhankelijk van je status kreeg je er een van de ene stapel of van de andere.'

P.A.

21 augustus 2013

Eigen teelt

Eén Vandaag wees vorige week op een initiatief van de gemeenten Winterswijk, Almere, Zwolle en Arnhem. Die zorgden voor lapjes grond waarop de minima zelf hun voedsel konden verbouwen. En de zaadjes waren ook al voor niets. Maar dat was een uitkomst! Er kwamen dankbare minima aan het woord, de gezondheid van de eigen teelt werd geroemd, en 'als je het slim doet kun je er een jaar lang van leven als je invriest of inmaakt.' Het motto, aldus de blijde commentaarstem: 'Geef geen geld, geef groente!'

Mij deed het vooral denken aan het gratis fietsplaatje van voor de oorlog. Maar Paul Rösenmuller, ooit de Lenin van de Rotterdamse haven, was er opgetogen over. Zelf telen, dat betekent dat de arme mensen voor hun voedsel 'liefde hebben, er aandacht voor hebben en dat het makkelijker bereikbaar is dan in de supermarkt.' Rösenmuller is, om met Lenin te spreken, zelfs geen 'nuttige idioot' meer.

Het wachten is op de gemeente die stapeltjes hout aanbiedt waarvan de minima zelf een stoeltje mogen timmeren.

P.A.

5 augustus 2013

Michel van der Plas

Michel van der Plas Michel van der Plas, foto: Novum
Frans Halsema al lang dood, tekstschrijver Michel van der Plas onlangs gestorven, reden om hun prachtlied Kees weer eens te draaien. 'Verdomme Kees,  al weer een jaar vandaag dat jij begraven bent, gek toch hoe vlug dat went."

Iedereen kent het, een en al sfeer, strakke tekst,  mooie verwijzingen naar de actualiteit destijds, de zoon van Drees, de Intercitytreinen die eerder gewoon sneltreinen heetten. Maar toch:  wat een verwarring. Kees' huis staat er nog, maar 'jij hebt andere gordijnen gekregen naar ik vrees, Kees.' En later: 'Maar dat jouw  rozen niet meer bloeien omdat ze niet voldoende sproeien, dat zegt iets naar ik vrees.'

Ik heb de indruk dat ik geacht word wel ongeveer te snappen wat die onprettige dingen (de verteller  vreest) zeggen, maar ik heb geen idee. Kees heeft twee kinderen achtergelaten zoveel is duidelijk. Wonen ze nog op dat adres bij hun moeder?

Best mogelijk.  'Als ik jouw huis zie dan hoor jij erbij. En naast zo’n kinderfiets mis ik toch ook wel iets'.

Maar dat 'ze', in 'omdat ze onvoldoende sproeien' doet nieuwe bewoners vermoeden. Als de verteller verwijst naar Kees' vrouw en kinderen gebruikt hij toch niet het afstandelijke 'ze'?

Misschien was Kees de buurman. Het lied eindigt met 'en verder hoorde ik zo even hiernaast het lied "Lang zal ze leven,"  geweldig naar ik vrees, Kees.'

In dat geweldig is stil verwijt te beluisteren. Zijn de huisgenoten van Kees hem al bijna vergeten? Nieuwe man over de vloer? Vieren ze de jaardag van de begrafenis? Nee, dat cynisme was Van der Plas vreemd. Raadsels.  Ik weet het, poëzie moet vragen oproepen,  maar ik betwijfel of deze verwarring de bedoeling was.

Ik vermoed, zonder veel grond,  dat Kees echt bestaan heeft. Mocht Van der Plas een biograaf krijgen, en dat verdient hij, hij was een geweldig tekstschrijver, dan hoop ik dat die biograaf het uitzoekt.

P.A.

27 juli 2013

Enquête

Op de homepage van de ING staat dagelijks een enquêtevraag. Zelden interessant. Vandaag was de vraag: "Hoe heeft u tijdens uw vakantie meestal contact met uw werk?" Nu kan het mij natuurlijk helemaal niets schelen hoe de mensheid tijdens de vakantie contact onderhoudt met z’n werk, maar mijn aandacht werd getrokken door de antwoordopties. De eerste vier luidden: Telefonisch, Per email, Anders en "Ik heb geen contact.' Allemaal nog te volgen. De vijfde optie was: "Niet van toepassing." Dat is toch vrij merkwaardig. Ik begrijp al niet waarom mensen de moeite nemen zulke vragen te beantwoorden, maar toch al helemaal niet als de vraag niet op jou van toepassing is. Toch benieuwd naar de gevolgen vinkte ik dat "Niet van toepassing" aan en ik kwam terecht bij de uitslag van dit onderzoek. Er waren waarachtig al ruim twintigduizend mensen die hadden gereageerd. De grootste groep, veertig procent, onderhield helemaal geen contact met zijn werk, maar direct daarna, met 39 procent volgde "Niet van toepassing." Dus vandaag zijn er bijna achtduizend mensen geweest die geheel vrijwillig meegedaan hebben aan een onderzoekje waar ze helemaal niks mee te maken hebben. Waarom zouden ze dat doen? Denken ze misschien dat het verplicht is? Of vinden ze het net als ik dermate absurd dat ze wel eens kennis wilden nemen van de uitslag, alleen te zien voor de deelnemers.

Ik vrees dat geen van tweeën waar is. Maar wat het dan wel is, geen idee.

P.A.

16 juni 2013

"Ik vertrek"

Gisteren weer eens naar "Ik vertrek" gekeken. Dat programma gaat door merg en been. Dit keer een echtpaar uit Enkhuizen dat in de Auvergne een kleine vakantiekololonie, ooit door de Franse PTT voor personeelsleden ingericht, heeft overgenomen. Het stel heeft kinderen, allemaal uit een vorige relatie, de meeste al min of meer volwassen dus die gaan niet mee. De jongste, een dochter van 14, gaat evenmin. Die gaat dan maar liever naar haar vader. Ze had alle begrip voor haar ouders. Ze hadden haar weliswaar niks gevraagd, maar "als het nu hun droom is."

Nu gooi ik de eerste steen niet en de treurnis bij dit programma zit over het algemeen niet in het lot van de achterblijvers maar in dat van de avonturiers. Ook bij dit duo viel het allemaal erg tegen, het bleek in de Auvergne tot hun verrassing ijskoud te zijn in de winter, daardoor vlotte de verbouwing niet en zo konden er ook geen gasten worden ontvangen. Niet dat die moesten worden afgezegd, er had zich ook niemand gemeld.
In een eerdere aflevering hadden we kennis gemaakt met een tweetal dat in Frankrijk een kleine camping had overgenomen met een aanzet tot een bescheiden restaurant. Daar dacht de man des huizen hoge ogen te gooien met zijn enige specialiteit, de omelet.
En ik herinner me nog goed het stel dat naar Portugal emigreerde. Ze hadden op zich wel een aardig marketingconcept: ze zouden daar Nederlanders gaan begeleiden bij hun eerste schreden, zo’n emigratie kende immers heel wat voetangels en klemmen, zij zouden zich vestigen als adviseurs op dit gebied. Wat ze over het hoofd gezien hadden was dat ze zelf ook van niets wisten en de taal helemaal niet kenden, dus dat leverde heel wat tragische taferelen op. Geen tragikomische, het was verschrikkelijk.
"Ik vertrek" is de best denkbare promotie van de gedachte dat verandering alleen maar onheil brengt.

P.A.

21 maart 2013

Jeneverfestival

Omdat ik elders was afgelopen weekeinde heb ik in Amsterdam het Jeneverfestival gemist. Gelukkig stond er een verslag in Het Parool en daarin kwam Pieter Verhoeven van de kleine 'Golden Arch Distillery' aan het woord. "Ik maak meergranenjenevers in het hogere segment. Niet voor resultaatdrinkers, maar voor wie het weet te waarderen." Resultaatdrinker, prachtig woord. Je weet meteen wat het betekent, het is een variant op de comazuiper. De comazuiper is jong en doet het met breezers of zo, de resultaatdrinker behoort tot de oudere garde die zich tot jenever richt. Resultaatdrinker is ook veel positiever dan comazuiper. De comazuiper 'raakt in coma', de resultaatdrinker 'boekt resultaat'. En mijn fijne intuïtie zegt me dat de resultaatdrinker het niet tot een coma laat komen.

Voorzover ik kan nagaan is het woord nooit eerder gebruikt in de pers. Op Google kreeg ik zes hits, de vroegste uit 2005. Maar dat is zo weinig, mag ik het toch nomineren voor het woord van het jaar 2013? Het is geen woord gekoppeld aan hedendaagse ontwikkelingen zoals 'project x-feest' en 'dopingsdomino' die vorig jaar waren genomineerd. Het ligt meer in de sfeer van het ook genomineerde 'inbrekersrisico'. Het was er altijd al maar we hadden er geen term voor. Dat zijn de prettige woorden.

Bekendheid en verspreiding zijn criteria om het tot een officiële nominatie bij Van Dale en Onze Taal te brengen. Nou klaag ik niet over het aantal lezers van deze site, maar ik vrees dat het gebruik hier toch niet voldoende zal zijn. Dus zegt het voort!

P.A.

4 maart 2013

Koningsgracht

Het plan van deelraadslid Rick ten Have om, ter viering van onze nieuwe koning, de Koningsgracht te laten herleven heeft als sterke kant, het wordt ruim benadrukt, dat het gratis is. Wat precies de bedoeling is, is nog niet echt duidelijk. Het Parool wist dat hij het stuk Singel aan de bloemenmarkt Koningsgracht wilde nemen, de NRC berichtte dat hij zich bij de naamsverandering van het Singel wilde beperken tot het water, terwijl de kades gewoon Singel blijven heten. Ten Have desgevraagd: "Dat is allemaal uitvoering, dat laat ik over aan de Straatnamencommissie. Ik vind wel dat de bewoners en de bedrijven op het Singel niet op kosten gejaagd moeten worden met adreswijzigingen. Dus alleen het water. Maar dat heeft dus wel consequenties, bijvoorbeeld voor de bloemenschepen op de markt."

Nu zien we wel vaker dat het water anders heet dan de er langs liggende straat en handig is dat niet echt. Maar de vondst van Ten Have biedt wel een schat aan mogelijkheden. We kunnen van alle straten de rijweg een nieuwe naam geven terwijl we die van de trottoirs en de adressen gewoon in stand houden. Plotseling hebben we weer duizenden mogelijkheden om grote stadsgenoten te eren. Maar wel met hun namen dus.

Want dat is het zwakke aan Ten Haves voorstel. Als wij Rick ten Have voor immer in ons hart willen sluiten en een straat aan hem opdragen gaat die natuurlijk Rick ten Havestraat heten en niet Deelraadslidstraat. Wat heeft Willem Alexander nu aan een Koningsgracht? Er zijn zo veel koningen. Die naam Koningsgracht waar Ten Have naar verwijst heeft in de zeventiende eeuw officieel bestaan, genoemd naar Koning Hendrik IV van Frankrijk, een bondgenoot van de Republiek. Het betrof het westelijke deel van het Singel. Amsterdammers begonnen niet aan dat gedoe om een deel van de gracht Singel noemen en een ander deel "Conincxgraft" en noemden de gracht gewoon het Singel. En ook niet de Singel. We hechten aan onze eigen terminologie. Toen eind achttiende eeuw de straatnaambordjes verschenen was iedereen die Koningsgracht vergeten.

Naamsveranderingen, we beginnen er in deze stad hoogst zelden aan. Hoewel de suggestie van D66 bestuurlid Marty Smits, gedaan als reactie op het voorstel van zijn partijgenoot Ten Have, om de Keizersgracht om te dopen in Kiezersgracht toch wel aardig is. En misschien kunnen we het water van de Kiezersgracht dan voortaan Republikeinengracht noemen. Alleen het water natuurlijk.

P.A.

25 februari 2013

Partner

Je hoort wel eens van mannen die door hun partner zijn verlaten en nauwelijks een idee hebben waarom nu eigenlijk. Ik heb me daar nooit iets bij kunnen voorstellen, maar inmiddels, inderdaad, ik kan het bevestigen, het bestaat.

Denk niet dat ik nu verloren door de stad sjok. Overal duiken partners op, je moet er alleen oog voor hebben. Op de Van Baerlestraat zag ik vrijdag een auto van de firma Van den Berg: "Uw partner in creative food." En toen ging het snel. G4S bleek mijn partner in beveiligings- en veiligheidsoplossingen, Bewasol in waterbehandeling, en Hipparion was mijn partner in hippische aangelegenheden. Ondertussen zag ik ook nog een autootje waarop stond "Uw partner in smeerbeheer" maar toen keek ik snel een andere kant op. Voor je het weet geef je het verkeerde signaal. Dirkzwager is mijn partner in kennis, de Universiteit Wageningen biedt zich zelfs aan als mijn partner in toponderzoek, perspectiefvol. Berla is mijn partner in licht en J.van Eck in godsdienst. Mij kan weinig meer gebeuren, hoewel, al die partners bij elkaar houden kan nog wel een hele klus zijn. Misschien moet ik me in eerst maar richten op Jansma. Die is mijn "partner in vele disciplines". Ik moet er wel voor naar Drachten.

P.A.

28 januari 2013

Knoflookpers

Felis Catus Felis Catus Felis Catus Foto's: P.A.

In de jaren vijftig was hier naar mijn weten maar één knoflookpers te koop, van bijgaand type. Lang heb ik me afgevraagd of het hier wel was bedoeld als knoflookpers – het werd geen obsessie hoor – want wie gebruikte er destijds nou knoflook, voor z’n persje was toch helemaal geen markt?

Zou het voor een klein uitje zijn? Interessant was ook het gevalletje halverwege de steel. Volgens mijn moeder – zij had zo’n persje – was dat bedoeld om kersen te ontpitten. Dat heb ik als kind eens geprobeerd, het werd een enorme knoeiboel.

Pas onlangs zag ik het licht: het pitten van olijven! De meeste zijn daarvoor veel te groot, maar vroeger waren de olijven ook kleiner. Ze doen het nog steeds perfect bij de heel lekkere ‘Picholines de Provence’. De Provence, streek van knoflook en olijven.

Ik denk dat dat persje van destijds daar vandaan kwam. Fijn dat die kwestie is opgelost.

P.A.






15 januari 2013

Het museum van verbroken relaties

Het Musée des Cœurs Brisés in Parijs is weer gesloten. Het was een filiaal van Het Museum van Verbroken Relaties in Zagreb. Maar alles wijst erop dat we dit najaar een Amsterdamse variant krijgen.

In 2006 kwam de klad in de verhouding tussen de Kroatische kunstenaars Olinka Vištica en Dražen Grubišić. Ze maakten het uit en dat was het begin van een intense verhouding: samen begonnen ze het Muzej Prekinutih Veza, het Museum van Verbroken Relaties. Zonder enige subsidie verwierven ze zich in 2010 een vaste plek in Zagreb en daar is het nu een succesvol museum.

Ondertussen reisden ze met een deel van hun collectie, aangevuld met lokale objecten, door de wereld. Zo waren er tijdelijke filialen in onder meer Londen, Berlijn, San Francisco , Singapore en Instanbul. En onlangs waren ze in cultureel Centrum Le Centquatre in Parijs: Het Musée des Cœurs Brisés. Een minstens zo’n goede naam in het Frans trouwens, lekker kort, het rijmt en het betekent ‘gebroken harten’.
Aan verzekeringspremies is het duo niet zo gek veel geld kwijt. De tentoongestelde objecten zijn niet waardevol, ze zijn afgestaan door mensen voor wie het voorwerp symbool is voor de op de klippen gelopen liefde. Het kan iets voor de hand liggends zijn, zoals een bruidsjurk maar ook een op de avond van de breuk achtergelaten snoeppapiertje of een bijl waarbij het ameublement van een ex kort en klein is geslagen. Het gaat vooral om het verhaal dat erbij hoort.

De oprichters denken dat mensen met liefdesverdriet mede dankzij hun schenking hun ‘emotionele ineenstorting’ te boven kunnen komen. Dat is misschien wat pretentieus, maar leuk is het wel.
Zelf was ik met mijn ex bij de opening in Parijs eind vorig jaar. Mijn ex is betrokken bij de Amsterdamse variant die waarschijnlijk dit najaar opduikt. Maar de vernissage ging wat ons betreft gepaard met enige onderlinge strubbelingen.Misschien moet je niet met je ex naar een museum van verbroken relaties.

P.A.

5 december 2012

Jan Gajentaan jr.

ik zag twee beren... Foto: Ben van Meerendonk / AHF
Voor mijn boekje over de poes in de oorlog sprak ik onlangs Jan Gajentaan jr. Ook al 81 inmiddels. Hij was hoogleraar diergeneeskunde in Utrecht, maar voor mij interessant was vooral dat zijn vader in en voor de oorlog een befaamd dierenarts was in Amsterdam. En dat hij oud genoeg is om aan die praktijk herinner­ingen te hebben. Hij woont in Mar­bella, maar ik had mazzel, hij was een paar dagen in Amsterdam en vond het prima om mij in zijn hotel te ontvangen.

Daar zei hij: "Meneer Arnoldussen, ik heb me suf gepiekerd, maar over de poes in de oorlog heb ik helemaal niets te vertellen." Dat was een vrij verrassende ontwikkeling.
Maar je maakt dan niet meteen een eind aan het gesprek, want Gajentaan is een gezellige man. En hij had wel een oorlogsherinnering aan een hond, en wel de hond van Aus der Fünten, die in de stad leiding gaf aan de jodenvervolging. De hond was ziek. Gajentaan: "Het was wel Aus der Fünten maar daar kon die hond verder niks aan doen." Wat die hond had, geen idee meer. Maar Gajentaan wist nog wel dat de eigenaar zijn pet aan de kapstok had gehangen voor hij zijn dier begeleidde naar de behandelkamer en dat zijn moeder die pet toen even gepast heeft. Toch wel een aardig verhaal.

In de jaren zestig nam junior de praktijk 'kleine huisdieren' van zijn vader in de Johannes Verhulststraat over.
"Ik heb wel eens overwogen er een kliniek speciaal voor katten van te maken."
Waarom?
"Dat geblaf."
Een invoelbaar argument.

P.A.

26 oktober 2012

Ik zag twee beren...

Loek Koopmans, ikzag twee beren... Illustratie: Loek Koopmans
Achtenveertig jaar geleden kwam ik op de IVKO-school in Amsterdam en sindsdien gaat het wel weer met me. Tegenwoordig is die school voor "individueel voortgezet kunstzinnig onderwijs" wat gestructureerder dan destijds toen de chaos groot was en de vrolijkheid alom. Maar dat is nog geen reden het vijftig jarig bestaan niet te vieren en dat gebeurde begin oktober. Een reünie, een bandjesavond en de leerlingen kregen workshops aangeboden verzorgd door oud-leerlingen.

Ik ging wat doen met journalistiek. Wat ik had bedacht: een persbericht gevolgd door een persconferentie. Dat persbericht kwam van Artis en repte van twee beren die broodjes smerend waren aangetroffen door hun oppasser. Een unieke gebeurtenis en vandaar dat de Artis-directeur een persconferentie gaf. En die gingen we dus spelen. Ik was de directeur. De leerling-verslaggevers stelden zeer gerichte vragen. Zijn er foto’s van? Nee. Waar is de oppasser die het gezien heeft? Die houdt niet van publiciteit, is op vakantie gegaan en is onbereikbaar. Was hij de enige die het gezien heeft? Nee, er waren ook twee bezoekers die het zagen, die belden spontaan op maar helaas is het secretariaat vergeten hun namen te noteren. Was het hok nadien nog nagezocht en zo ja, wat was er gevonden? Ja zeker waren we binnen geweest, de broodjes ontbraken maar die waren natuurlijk ook op, wel was er nog een beetje vet. Geen mes? Nee, geen mes maar best mogelijk dat die beren met een takje hadden gesmeerd, de oppasser had het niet over een mes gehad. En zo ging het een kwartiertje door. ‘Wat een lulverhaal’ riep een van de verslaggeefsters met enig recht en haar collega’s waren het met haar eens.

Terug in mijn rol van docent vroeg ik ze een bericht te schrijven. En wat bleek: vrijwel allemaal noteerden ze braaf dat er twee beren in Artis waren gezien terwijl ze broodjes aan het smeren waren. "Maar jongens, jullie geloofden er geen barst van, er was geen spoor van bewijs, waarom schrijven jullie dat dan zo op?" Omdat ze dachten dat het moest, daar kwam het op neer. Daar kun je allerlei wijsneuzerige conclusies aan verbinden, maar ik denk vooral dat die kinderen zich wel vermaakt hebben. Ik zeker.

P.A.

10 oktober 2012

Mail van Peter Smit

Onlangs schreef ik voor de krant een stukje over Germaine Groenier, waarbij uiteraard ook haar roemruchte radioprogramma Germaine sans gêne ter sprake kwam. Dat ging over relaties en seks. Schrijver Peter Smit (lees zijn prachtversie van Ulysses, waarbij Dublin is vervangen door het niet minder interessante Uitgeest!) stuurde me daarop een mailtje dat een brede verspreiding verdient.

"In 1973 werkte ik in een tandtechnisch laboratorium in Amsterdam, waar mensen hun tanden werden getrokken waarna ze meteen een nieuw kunstgebit in kregen. Omdat de wachtkamer en de behandelkamer naast elkaar lagen zetten we tijdens het tanden trekken altijd de muziek hard aan, om het gekreun te overstemmen.

Dat ging goed tot de Evangelische Omroep op vrijdagochtend zendtijd kreeg en De Muzikale Fruitmand ging uitzenden. Stichtelijke muziek zonder bas en drum, dus we moesten de radio heel hard zetten. Na de EO kwam de VPRO met een geheel ander programma en bij de VPRO was het gebruik om de EO-luisteraars te bruuskeren door zo hard mogelijk in te zetten. De eerste keer gebeurde dat door op loeiende toon in de microfoon te brullen: Mannen! Lullen los, handen boven de dekens! Hier komt de VPRO! Waarna 'Trucking Man' van Moby Grape werd gedraaid.

De verbouwereerdheid onder de wachtende patiënten werd een paar jaar later overtroffen door het praatprogramma van Germaine Groenier. In haar radioprogramma werd zij gebeld door een jongen uit een gereformeerd dorp, die stotterend om raad vroeg. Hij had verkering gekregen met een meisje uit een streng gereformeerd gezin en was een paar dagen eerder voor het eerst bij haar thuis geweest, om zich aan haar ouders voor te stellen. Toen hij in de gang stond en zijn jas werd aangenomen kwam de hond van de familie aanlopen. Die ging zitten en krabde zich met zijn achterpoot achter zijn oor, waarop de jongen zijn moed bij elkaar raapte en, om het ijs te breken, tegen de vader van het meisje zei: bent u ook zo lenig? Maar omdat hij nogal stotterde duurde het heel lang en toen hij zijn zin uitgesproken had was de hond gestopt met oren krabben en begonnen met zijn kont te likken.
De jongen werd hierna meteen de deur gewezen en vroeg nu aan Germaine hoe hij dit weer goed kon maken. Die kon geen antwoord geven omdat ze stikte van het lachen. Wij trouwens ook. Hilarischer zou het op de radio niet meer worden."

P.A.

1 oktober 2012

Berichten uit de Bourgogne 2

Al weer hoog en breed terug uit Saint-Amand-en-Puisaye, maar alleen al omdat boven mijn vorige stukje "Berichten uit de Bourgogne 1" stond en enige consequentie toch aardig is, nog wat kanttekeningen bij het dorp. Dat wil mee in de vaart der volkeren, en dat is een moeizame geschiedenis. Zoals alle dorpen in Frankrijk ontvolkt het, en met het toerisme gaat het evenmin voortvarend. Daar doet Saint-Amand wat aan in de vorm van feestjes en manifestatietjes. En zo kon het gebeuren dat het hele dorp plotseling volhing en -stond met gefiguurzaagde Disney-figuren. Zouden toeristen dat nu echt leuk vinden, een plattelandsdorp met meer dan levensgrote Kwikken, Kwekken en Kwakken? Ik denk dat niemand durft te zeggen dat dit niet op veel slaat. Nou ja, op een enkele plek sloeg het wel ergens op. De lokale bank was voorzien van Oom Dagobert maar ook van Boris Boef. Eind oktober gaan we weer naar Saint-Amand, ik ben bang dat die gevallen dan nog niet zijn weggehaald.

Vanaf het dorp ben je in een half uur rijden in de wijngaarden. En op mening landgoed staat een veelal rustiek uitgevoerd schuurtje waar je kunt proeven. Je komt binnen, een familielid van de ondernemer, meestal niet de jongste, komt na enige tijd aangesukkeld, pakt wat flessen en je proeft een of twee glaasjes. Je moet wel een hond zijn om zonder aankoop te vertrekken. En voor je het weet liggen er een stuk op tien flessen in de achterbak die op zich helemaal niet zo geweldig zijn.

In Cheverny hebben ze er wat op gevonden. Bij het kasteel, dat trouwens model stond voor Kasteel Molensloot uit Kuifje, hebben de regionale wijnproducenten samen een groot proeflokaal ingericht. Uit de wand komen zo’n 120 kraantjes,want er zijn erg veel producenten in Cheverny. Je schaft je een glas aan en voor zes euro kun je twaalf wijnen proeven. Je houdt je glas onder een kraantje en daar komt een shotje uit. Allemaal volledig geautomatiseerd, het glas bevat een chip die voorkomt dat je stiekem nog een dertiende neemt. Iedereen tevreden, met prima witte wijn naar huis. De beste rode kochten we trouwens op een markt. Een Cote d' Auxerre van Jean-Michel Daulne. Jean-Michel verstrekte er een foldertje bij waarin hij vol trots zijn 'domaine' toont. Een fabrieksgebouw op een industrieterrein, dat schept vertrouwen.

domaine

Tenslotte: In Saint-Amand wonen opvallend veel mannen die op Theun de Vries lijken. Eenmaal zag ik zelfs drie mannen in gesprek die alle drie op de schrijver leken. "Ah messieurs, vous ressemblez tous au grand écrivain Theun de Vries!" Nee,dat durfde ik niet.
Afb: Het onderkomen van propriétaire Jean-Michel Daulne.

P.A.

27 augustus 2012

Berichten uit de Bourgogne 1

Zwarte Roodstaart Carolien denkt dat het haar moeder is. Ik hou het op de mijne. Caroliens vader is het niet want die leeft nog. Mijn vader kan het evenmin zijn, die kan in van alles reincarneren,  in  een eend, een bever, een okapi voor mijn part. Maar in een zwarte roodstaart?  De roodstaart bivakkeert  bij het huis van Carolien in  de Bourgogne, een paar kilometer van Saint-Amand-en-Puisaye.

Het beest viel ons een week of vier geleden voor  het eerst op. Dat het een zwarte roodstaart was wisten we toen nog niet, er moest een vriendin uit Nederland voor komen om dat vast te stellen.  Dat het een vogeltje was wel. Maar zeker waren we er niet van. Het beest gedroeg zich vanaf het begin niet als vogeltje. Als we buiten aten kwam ze vlak bij ons zitten. Een hapje brood versmaadde ze.  Ze bleef maar naar ons kijken.  Ze kwam niet dichterbij dan een meter, maar verder weg dan vier meter vond ze  al weer gauw  te ver.  En ze  vloog zo onhandig. Landde wel merkwaardig vaak tuimelend over het gras. Een hoogst ongecoordineerde figuur. Was ze misschien half blind vroegen we ons af. Maar dat geloven we niet meer, een halfblind vogeltje redt het niet zo lang. Ze zit opgesloten in een vogellijfje, maar wat ze echt is? Ze maakte wel een erg eenzame indruk. Ze  was nogal veel in de schuur waar de zwaluwen wonen. Daar dacht ze natuurlijk, wisten Carolien en ik zeker na de derde pastis:  was ik ook maar een zwaluw.

Op een avond twee weken geleden is  ze de badkamer ingevlogen, door het met tralies voor mensen afgesloten raam.  Aangetrokken door het licht, het zal best, maar vast ook door ons. Carolien deed het licht in de badkamer uit, deed buiten een lantaarn aan en na veel vijven en zessen en met veel misbaar ging het vogeltje het raam weer uit.

De volgende dag, ik kom de keuken binnen en wat fladdert daar? Inderdaad. Maar de deur en de ramen waren dicht, hoe is ze nou binnen gekomen? Ze moet door de schoorsteen naar beneden zijn gevallen. Uit domheid. Of uit moederliefde. We openden de deur en na een tijdje vertrok ze weer.

Ze begint het nu door te krijgen. Ze zit op de deurmat maar gaat niet naar binnen. Of wat hoger op de luiken. Als er bezoek is laat ze zich niet of nauwelijks zien, te druk.

Vanochtend zat ze weer op de openstaande voordeur. Ze koos het luchtruim en kwam voor haar doen voortvarend bij de schuur terecht. En twee, drie seconden daarop: op dezelfde deur: weer een zwarte roodstaart. Heeft ze toch een maatje! Carolien en ik keken elkaar opgelucht aan, van een zware verantwoordelijkheid verlost.

P.A.

7 juni 2012

De accijnzen op sigaretten gaan weer fors omhoog. Ik dateer uit de tijd dat een aansteker acht keer zo duur was als een pakje sigaretten, inmiddels is een pakje sigaretten zeven keer zo duur als een aansteker.

Het schijnt ons enorm te stimuleren om op te houden met roken. Daar zit natuurlijk een sloot hypocrisie bij, als we werkelijk massaal zouden stoppen, was het begrotings­tekort helemaal niet te overzien.

Maar goed, voor dat besluit heb ik nog enig begrip, de prijs schijnt vooral de jeugd te weerhouden. Dat begrip geldt niet voor de regelmatig opduikende voorstellen ziekteverzekeringen duurder te maken voor rokers omdat die een groter beroep zouden doen op de zorg. Heel gek, de begeleidend cijfers bij die stelling worden ons onthouden. Ik voel ook aan m’n water dat het onzin is.

Rokers leven minder lang. Zo’n jaar of veertien korter dan niet rokers. Dat wil zeggen: ze maken veertien jaar korter gebruik van de zorg. Ja, de laatste jaren maken ze er intensief gebruik van, maar dat geldt ook voor niet rokers. Vooruit: er is dus sprake van enig renteverlies, er moet wat eerder worden gedokt. En best mogelijk dat er te behandelen kwaaltjes zijn in het rokersleven die niet rokers bespaard blijven, maar dat kan onmogelijk opwegen tegen die lange periode van niet gebruik van de zorg wegens al dood.

En wat biedt de roker niet allemaal voor voordelen? Veel minder inactieve jaren, veertien jaar korter aow. Wel pensioen­opbouw, maar er veertien jaar korter iets aan hebben. En dan is er dus nog die berg accijnzen die de rokers zo maar aan de samenleving cadeau doen.

De conclusie ligt voor de hand. De premie voor de ziektekosten­verzekering van de roker moet niet hoger zijn dan van de niet roker, maar lager. En een korting op de pensioenpremie ligt ook voor de hand. Met een bonus als de roker er graag een glaasje oude jenever bij drinkt. Natuurlijk zal het niet gebeuren. De gezondheidsfetisjisten zullen moord en brand schreeuwen en de meerderheid zal ons voorschrijven dat men zo lang mogelijk dient te leven.

P.A.

29 mei 2012

Bianca Tan – "veel mensen kennen mij van mijn AT5 programma Eten met Bianca" - wil een documentaire maken over culinair recensent Johannes van Dam. Van Dam is een kenner, kan Amsterdamse restaurants maken en breken en is daarbij een lastpak en een dramkees. Ik her­inner slechts aan het door hem uitgevaardigde verbod op uitjes bij de nieuwe haring. Al met al dus een mooi plan.

Tan heeft er honderdduizend euro voor nodig en die probeert ze bij elkaar te krijgen via crowdfunding. Wie 25 euro overmaakt krijgt al zijn naam bij de aftiteling, honderd euro levert een uitnodiging voor de première op plus een etentje. Heel erg voortvarend gaan de zaken nog niet, Tan is begin april begonnen, geeft zichzelf er tien weken voor en de teller staat nu op ruim veertienduizend euro. Maar de zaak krijgt een impuls, op BNN zag ik hoe Johannes door een jonge verslaggever werd ondervraagd over het gerecht Kapsalon. Met een gezicht vol afgrijzen prikte de culi er het mesje in dat hij altijd bij zich draagt.

Wat bleek? Dit was onderdeel van een campagne. Wie tweehonderd euro doneert mag een praatje maken met Johannes. Onlangs zag ik hem in Café de Zwart, ik hield het bij een vriendelijk knikje uit angst voor de financiële gevolgen.

Crowdfunding is een aardige methode maar of het nou zo’n vondst is om je hoofdfiguur in te schakelen bij de werving voor een biografische documentaire over hem.....

Heel erg kritisch zal de film niet worden valt te vrezen. Maar ach, het blijft een aardig project.

Zie: De keuken van Johannes

P.A.

19 mei 2012

Wat is dat trouwens voor iets raars, dat kandidaat-lijsttrekkers eerst door een selectiecommissie van de partij moeten worden beoordeeld? Het gaat niet alleen bij Groenlinks zo maar ook bij het CDA. Althans, van een paljas die een paar weken geleden bij Pauw en Witteman kwam opdraven en zichzelf vooral door zijn humor zeer geschikt vond om zijn partij naar een blijde toekomst te leiden hebben we daarna niets meer gehoord. Ook door zijn partij weggeschoven neem ik aan.

Selectiecommissies bij verkiezingen kennen we uit democratieën als Birma en Noord-Korea, maar zijn hier toch wat minder gebruikelijk. Dat een partij geen stoet van vederlichte zelfingenomen kwasten wil die een gooi naar het leiderschap gaan doen is begrijpelijk, maar daarvoor kennen we ook bij parlementaire verkiezingen allerlei procedures. Een lijst met een minimaal aantal handtekeningen bij voorbeeld van kiesgerechtigden die verklaren een kandidatuur te ondersteunen.

Toegegeven, daarmee raak je een vederlichte zelfingenomen kwast als Tofik Dibi niet kwijt. Die zou heus wel voldoende handtekeningen ophalen. Met Dibi moet je dus als partij maar zien te leven, en als die hoge ogen gooit mogen de partijleden zich afvragen van wat voor een partij ze eigenlijk lid zijn.

P.A.

8 mei 2012

Hoe kan ik, als eenvoudig burger, nou weten of het economisch verstandig is dat begrotingstekort op maximaal drie procent te houden? Economen zijn het er niet over eens. Hoewel, de meerderheid lijkt het onverstandig te vinden.

In Buitenhof van 6 mei zei Marike Stellinga van de NRC er behartigenswaardige dingen over. Het is helemaal niet verstandig zei ze, die drie procent, en die BTW-verhoging al helemaal niet, maar het moet toch want het is de enige manier om politici te dwingen structurele maatregelen te nemen. Nederland had in 2009 van Europa toestemming gekregen tot een hoger percentage als het land maar, in 2013, door een herstructurering tot die drie procent zou komen. En zie, Nederland had ondertussen niks geherstructureerd want politici durven dat uit angst voor stemmenverlies niet aan. Het is dus maar goed dat Europa dwingt want nu is er dan eindelijk een begin gemaakt met die hervormingen. En zowaar, stelde ze vast, het ‘Kunduz-akkoord’ is met warmte ontvangen, het volk is veranderingsgezinder dan politici dachten.

Te vrezen valt dat ze gelijk heeft. Maar dan is het toch wel erg belabberd gesteld met de democratie. Politici moeten niet peilen wat het volk wil. Ze dienen zelf met ideeën te komen en daar steun voor zien te vinden. Ze moeten niet hun oren naar de kiezers laten hangen, dan wordt politiek een soort optel- en aftreksommetje en kunnen we net zo goed het hoofd marketing de leiding over het land geven. Maar het is dus nog erger: zelfs dat oren laten hangen kunnen ze niet. Daar zijn we dan mooi klaar mee.

P.A.

25 april 2012

Een jaar of acht geleden verscheen André Rouvoet, later nog minister van Gezinszaken in Balkenende IV, in een televisieprogramma rond 4/5 mei. (Mijn zoon Abel: "Had je toen een minister van Gezinszaken? Wat een bemoeial moet dat zijn geweest.") Rouvoet zei daarin dat de bevrijding indertijd een enorm geschenk van God was. Dat de bezetting dus een rotstreek van God was geweest zei hij niet.

Ik dacht eraan toen Tijs van den Brink in zijn programma ‘Adieu God’ Johan Derksen interviewde. Derksen zei dat hij christelijke politici onbetrouwbaar vond. Daar kon ik inkomen. Maar niet in zijn argument. Ze baseerden zich op een ‘stokoud boek’ vond Derksen. Mij kan het niet schelen waardoor politici zich laten inspireren. Punt is: uiteindelijk willen ze verantwoordelijkheid afleggen voor God en niet voor de kiezer. En daarmee zijn die christelijke politici dus geen democraten.

Tijs van den Brink kan deze redenering volgen. Die zei ooit dat het oordeel over zijn journalistieke werk niet wordt geveld door de lezer, noch door zijn hoofdredacteur of zijn uitgever. God doet dat.

In datzelfde "Adieu God' vertelde Derksen dat na de dood van zijn vrouw Hans Kraay jr. meteen voor de deur stond. Tijs suggereerde daarop dat God zich gemanifesteerd had in Hans Kraay jr. René van der Gijp in Voetbal International: "Die Tijs is wel erg van het paadje af hè?" Inderdaad, christenen vergen veel van onze fantasie.

P.A.