Poes in verdrukking en verzet 1940-1945
Speciale uitgave van de Poezenkrant
Op 19 april 2013 verscheen mijn Poes in verdrukking en verzet 1940-1945 in twee edities: als Poezenkrant nummer 57 en als apart boekje. Beide prachtig vormgegeven en uitgeven door Piet Schreuders. De presentatie vond plaats in het Kattenkabinet, in de vorm van een promotie. Voor een impressie, luister naar de reportage die Adeline van Lier ervan maakte voor haar radioprogramma De nacht van het goede leven.
Foto:
Sander Heezen
Zelden
zoveel welwillende reacties gehad: twee pagina’s in de NRC, een
pagina in de Volkskrant, een leuk gesprek met Mieke van der Weij
en Peter de Bie in hun zaterdagse Nieuwsshow en een boel recensies.
Van tevoren had ik me een beetje zorgen gemaakt: zou deze mengeling van ironie en geschiedschrijving op prijs worden gesteld? Of toch op z’n minst begrepen? Het viel dus reuze mee, alleen was er een collega van de nieuwsredactie van Radio 1 die me belde om me op m’n lazer te geven. Dit ging haar "een brug te ver." Begreep ik het goed dan maakte ik de jodenvervolging belachelijk. Een item maakte ze er niet van toen bleek dat het hier geen echte promotie betrof. Of het dezelfde dame was die op de site van Radio 1 een bericht plaatste onder de zeer serieus bedoelde kop: "Ook poezendiscriminatie in WO II" weet ik niet.
Uitverkocht
Het boekje stond warempel nog een week op zes in de Boeken-toptien
van de NRC en is inmiddels, net als de krant, uitverkocht. Vroeger
was een herdruk veel goedkoper dan een eerste druk, die tijd is
voorbij. En we moeten er wel minimaal duizend maken maar vooral
verkopen om uit de kosten van een herdruk te komen. We twijfelen
nog even door. Een e-book kan ook nog, er zijn contacten met een
ontzettend goede nieuwe uitgeverij op dat gebied: Fosfor.
Hun e-books zijn tenminste voor een normaal bedrag te koop, de
meeste rond de vijf euro.
Voor die promotie had ik natuurlijk wel stellingen nodig.
Omdat die niet in het boekje staan zet ik ze hierbij nog maar
even op een rijtje:
- Liefhebbers van de poes hebben het, enkele uitzonderingen als schrijver Willem Frederik Hermans en directeur Bob Meijer van het Kattenkabinet daargelaten, over een poes, poesenhaters spreken in het algemeen over een kat. Woordenboek der Nederlandsche Taal: "Poes: Zeer algemeen en een vriendelijker, zachter benaming dan kat."
- Als meervoudsvorm van het woord poes is zowel poesen als poezen toegestaan. (WNT). De poesenliefhebber zal veelal kiezen voor de s. Vermoedelijk had de schrijfster Clare Lennart gelijk toen zij, bij het werken aan haar Notitieboek voor poesen (Den Haag, 1973) een verband legde met de vorm van de letters: de s is rond, de z is hoekig.
- De meeste poesen waren in de oorlog grijs.
- Zwarte poesen hadden tijdens de oorlog een streepje voor.
- De voor de hand liggende gedachte dat de voorkeursbehandeling van raspoesen een uiting was van consequent nazi-denken is voorbarig.
- De lacherigheid bij het horen van de titel van deze studie, teweeg gebracht door de dubbelzinnig opgevatte term poes, met name in hoger opgeleide kringen, wijst er op dat de seksualisering van de samenleving een alarmerend niveau heeft bereikt.
- De theorie dat de poes, anders dan de hond, in staat is tot kritisch, zelfstandig denken wordt niet door de feiten gestaafd.
- Een twee jaar na de oorlog verschenen Kronkel van Simon Carmiggelt in Het Parool sterkt in eerste instantie het vermoeden dat het verorberen van de poes destijds toch meer uitzondering dan regel was. Nadere beschouwing leert dat we hier waarschijnlijk te maken hebben met een verdringingsproces. Zie onder meer Martin Bossenbroek: De Meelstreep, (Amsterdam 2001).
- Het feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek geen gegevens heeft over het aantal poesen voor mei 1940, noch over het aantal na mei 1945, voedt de twijfels over de taakopvatting van dit instituut.
- Museum Het Kattenkabinet in Amsterdam verdient overheidssteun.
© ANP
Alles rond Anne Frank is nieuws. De kastanjeboom waar ze op
uitkeek natuurlijk, maar toen in 1999 bleek dat ze als twaalfjarige
zelf aangifte had gedaan van de diefstal van haar fiets, haalde
dat ook verscheidene kranten. En onlangs bracht Het Parool
nog het botermesje uit het Achterhuis ter sprake. Maar het
lot van Annes poes Moortje bleef onbesproken. In die leemte
is nu voorzien. Moortje, zo blijkt, heeft de oorlog niet overleefd.
Moortje kwam ter sprake in Annes Dagboek. Zo schreef ze in een tekst gedateerd op 12 juli 1942: 'Dan spreken ze wel eens over Moortje en dat kan ik helemaal niet hebben, want dat is vooral mijn zachte en zwakke punt. Moortje mis ik op elk moment van de dag en niemand weet hoeveel ik aan haar denk, altijd als ik aan haar denk krijg ik tranen in mijn ogen ervan.'
De feiten zoals tot nu toe bekend: de familie dook, in alle geheim, op 6 juli 1942 onder op de Prinsengracht. Moortje bleef achter in de woning op het Merwedeplein, maar er was een briefje achtergelaten voor onderhuurder Goldschmidt met het verzoek het dier naar de buren te brengen. Dat schrijft Anne, en later is het verhaal door Annes vriendinnen Hanneli Goslar en Jacqueline van Maarsen bevestigd.
Wie die buren waren, is nooit naar buiten gekomen. Het blijkt te gaan om het gezin Kupers; dochter Toosje was een vriendin van Anne.
Toos Kupers is altijd nogal stil geweest over die vriendschap, maar in 2009 stond ze medewerkers van de Anne Frank Stichting te woord. Ze vertelde dat Moortje al één of twee weken eerder bij haar thuis was gebracht. Vorige maand is ze daar nog op teruggekomen, ze weet het heel zeker: 'Anne stond voor de deur met de poes in haar armen. En toen die bij ons kon blijven, heeft ze daarna de kattenbak en zijn voerbakje opgehaald.' Wie er gelijk heeft, Toosje of Anne, Hanneli en Jacqueline blijft onduidelijk.
Vlooien
Moortje was, zegt Toos Kupers, 'een poes zoals een poes moet
zijn: lief, aanhankelijk, graag op je schoot en spelen, achter
iets aanhollen'. Ze had wel veel vlooien. 'Bij ons werd ze
wel 'het vlooientheater' genoemd.'
Asiel
Maar Moortje takelde af. En het moet ergens halverwege 1944
zijn geweest dat de moeder van Toos Moortje door het asiel
liet ophalen. Dat ze daar zou worden afgemaakt, beschouwden
ze als vanzelfsprekend. 'Ik was op dat moment op school, mijn
moeder wilde het me besparen. Maar het kon niet meer met Moortje,
er waren geen middelen om die vlooien te bestrijden en het
ging niet goed met hem.'
Kort na de terugkeer uit het kamp kwam Otto Frank op bezoek en hoorde hij over Moortje. 'Ah, zei ie, het is wel goed, het is wel goed. Ja, hij had al zo veel weg moeten doen, die poes kon er ook nog wel bij, hè... Ja, dat vind je dan op dat moment heel naar en ik weet ook niet of hij hem meegenomen zou hebben, maar ja...'
P.A.
Bron: Het Parool, 16 april 2013