Guus

De wereldbeker uit 1974 staat er, de in het Duits vertaalde boeken van Cees Nooteboom en Harry Mulisch liggen er en natuurlijk is Frau Antje present. Ik heb het over de tentoon­stelling Zimmer Frei in het Rijksmuseum die de Duits-Nederlandse betrekkingen beziet.

de auteurs van Tien over Rood DDR-Revue
De verhouding tussen Nederland en de DDR wordt geïllustreerd met een exemplaar van het partij­dagblad Neues Deutschland, waarin Ruud Lubbers uitgebreid welkom wordt geheten in Berlijn, het boekje Tien over Rood en het partijprogramma van D66.

Een `excuuskast' mogen we deze kleine vitrine wel noemen: de samenstellers moffelen er veertig jaar hoogst interessante geschiedenis in weg. Overigens: die twee publicaties pronken daar omdat Nieuw Links en D66 pleitten voor de staatsrechtelijke erkenning van dde DDR, een merkwaardige museale vondst.

En geen woord over Guus. Ik leerde Guus rond 1980 kennen in de afdeling Bijlmermeer van de CPN. Een beschaafde intellectueel in een net pak, een hardliner. Ik was meer van de liberale richting, reden waarom hij mij eens na een afdelingsvergadering op allervriendelijkste toon vertelde dat ik `objectief gesproken' toch eigenlijk `tegen de muur moest'.
Dat was voor hooguit tachtig procent ironie.

Maar ik mocht Guus wel. In die jaren was uiterst-rechts nogal in de weer met burger­wachten tegen straatcriminaliteit. Nu worden patrouillerende Marokkaanse vaders die hun rotzoontjes op het August Allebé-plein een oplawaai verkopen van harte toegejuicht, maar destijds was dat not done. Maar Guus was zijn tijd vooruit.

"Als we die burgerwachten nu gewoon Volksmilities noemen, wat is er dan tegen?" vroeg hij zich af. Een paar jaar later vertrok Guus, die Duits had gestudeerd, naar Oost-Berlijn om een Nederlandstalig propa­gandablad te verzorgen.

DDR-Revue heette het; ik ken niemand die erop was geabonneerd. Guus was een van de laatsten uit een illustere reeks communisten die het `reëel bestaande socialisme', zoals dat heette, met eigen handen wilden opbouwen.

Sebald Rutgers, Thijs en Mathilde Wiessing, Dirk Schermerhorn, Guus; dat is eigenlijk het rijtje. Zomer 1986 kwam ik hem tegen op het terras van 'Tisfris in de Jodenbreestraat. Guus zat in de staf van een grote tentoonstelling over de DDR die dat jaar in de Beurs van Berlage te zien was. Het ging hem prima - aangename baan, hij was tevreden. Maar plotsklaps stond hij op. Hij moest om precies twee uur in de Beurs zijn. `Want je weet,' zei hij `vijf minuten te vroeg is spionage, vijf minuten te laat is sabotage.' Dat was voor hooguit vijftig procent ironie.

Na de val van de Muur kwam Guus terug naar Amsterdam, en hij meldde zich bij het arbeids­bureau. Had deze germanist wellicht nog specialisaties, vroeg de werkbemiddelaar. `Jazeker,' zei Guus, `het vertalen van de redevoeringen van Erich Honecker.' Daar bleek weinig emplooi voor.

Ik geloof dat hij het onderwijs in is gegaan. Ik hoor het de leerlingen al vragen - nog een kwartiertje over, te weinig om aan een nieuwe les te beginnen: `Ach meester, vertel nog eens over Berlijn.' Ik hoop dat Guus dat dan doet. Het is een stuk leerzamer dan een bezoek aan Zimmer Frei.

07 (jaargang 2001)